Antonides – Book 1 – Chapter 1

Posted in: Uncategorized
Tags:

EERSTE BOEK,

HANDELENDE

VAN DER

OLYMP-SPEELEN

OORSPRONGEN EN TOERUSTINGEN.

_____________________________________

EERSTE HOOFT-STUK.

Aanleiding tot de Spelen, en Oorfpronk van den naam Olymp-Spelen.

§ I.

Na ’t Menfchdom om der zonden wille

aan veelvoudige ongeleegentheden en

elende onderhavig is geworden, heeft

het gearbeid, om ter tijdkortinge, droef-

heids-verftoringe, verluftinge, gezont-

heids-bewaringe, Godsdienft-oeffeninge en

oorlogs-bequaaminge uit te vinden eenige

oeffen- en ftrydspelen; waar van zy ook bewyzen en voet-

fporen vonden in de onredelyke, dog jeugdige en ma-

tig gegroeide, dieren, die wy zien zig zelven onderling

met loopen, worftelen en vriendelyk kampen te vermaken.

Boek – pag. 2

§. II.

Zy zyn niet alleen privaat geviert, maar ook zeer fo-

lemneel en plegtig geworden; en van de folemnele en pleg-

tige vinden wy overvloedige exempelen in de gryze Oud-

heid, die ons toont, datze geviert zyn, of by de lyk-

ftatie eenes Groten, om hem te eeren, en de droefheid

der Vrienden te verzetten. Dit zien wij gefchiet na

Homeers verhaal, in de perzoon van PATROCLUS. Eerste Boek – Hfst I. § II. 1

Welke lyk-fpelen ook wel by ’t verjaeren herhaalt wier-

den, als blykt uit het doen van ENEAS ter eeren van Eerste Boek – Hfst I. § II. 2

ANCHYSES zynen Vader. Ook wierden ze wel met

pragt gehouden by of na den inbaal, ontfangen en traɛte-

ment van een Vorftelyk Gaft: waar van daan ULYSSES Eerste Boek – Hfts. I. § II. 3

by de Phaeacenzen ‘er mee vereert wierde. Als mede

wanneer Vorfstelyke Perzonen zig onderlint zogten te ver-

maken: dies Homeer de trotze Vryers van PENE- Eerste Boek – Hfst. I. § II. 4

LOPE met de oeffeninge der ftrydfpelen vertoont. Ge-

lyk ook ter eere van de Goden; ’t zy dat ze het van de

vereeringe der verftorvene, wiens Geeften zy voor Go-

den hielden, tot de Goden zelfs getrokken, ’t zy dat ze

de Goden hen gelyk gemaakt hebben, die zy gevolge-

lyk dagten zeer verluftigt te worden door de dingen,

waar in zy zelfs zulken uitgelaten blydfchap vonden.

Alles ondertuffchen was daar heenen gerigt, om, behal-

ven het tegenwoordige vermaak, op een allernadrukke-

lykfte wyze de Jeugt den Wapenhandel en krygsoeffeningen

gewoon te maken: want zy hielden de oorlogs-dapper-

heid boven alle deugden; gelyk zy ook den deugt Eerste Boek – Hfst. I. § II. 5

van den Krygs-God noemden, en by haar wierd de

Befte , dat is eigentlyk de Dapperfte, geheeten. Eerste Boek – Hfst I. § II. 6

Tot gemelden einde heeft het goed gefchenen om ze ook

te doen vieren op de grote merkt-dagen, die teffens veeltyds

te wezen plagten de grote , t’ zamenkomften, Eerste Boek – Hfst. I. § II. 7

Raad- en Ryks-vergaderingen van een ganfch Volk, ja van

Eerste Boek – Hfst. I. § II. 1 – Homer. Iliad. lib. 23.

Eertse Boek – Hfst. I. § II. 2 – Virgil. Mar. AEneid. lib. 5

Eertse Boek – Hfst. I. § II. 3 – Homer. Odyff. lib. 8.

Eertse Boek – Hfst. I. § II. 4 – Odyff. lib. 4.

Eertse Boek – Hfst. I. § II. 5 – Athenaeus Diepn. lib. 4.

Eertse Boek – Hfst. I. § II. 6 – Feithius Antiq. Hom. lib. 4. cap. 7.

Eertse Boek – Hfst. I. § II. 7 – Pafchalius de Coron. I.6.c.1.

Boek – pag. 3

veele Volken malkanderens Bontgenoten, die by zul-

ken gelegentheid beraadflaagden en beflooten ’t geene

een gemeenen dienfte nuttig fcheen.

§. III.

Dusdanige Merkt en Ryks-dagen waaren die, op wel-

ke gehanthaaft wierden de zeer berugte Griekze Oeffen-

fpelen, te weeten de Olympize, Pythize, Nemeeze en Ifth-

mize. Edog wederom flikkerden onder deze de Olympize

als de Maan onder ’t minder Gefternte: want herwaarts

was de toevloey van alle natien, ’t puik der wyzen en

geletterden, de bloem der braven: hier was onfterffely-

ke eere, trotze kronen en eene eere te gewinnen, die

nauwelyks zig van de Roomze Triumphe liet overfchynen:

waarom met regt Pafchalius dus losberft; zeker, de Eerste Boek – Hfst. I. § III. 1

Roomze Triumphe alleen uitgezondert, is ‘er niets in de

ganfche oudheid, dat wy hooger en weerdiger zouden mogen

houden. Ook wierd van deze de tyd-rekeninge ontleent,

om een vaften baak te hebben voor de gefchiedeniffen,

die tot nog toe (voor de gene die van Gods Woord

ontbloot waren) of in ’t duifter zig verborgen, of op de

golven van onzekerheid gedobbert hadden. ’t Is be-

kent, dat Cenforinus drie tyden ftelt; waar van de Eerste Boek – Hfst. I. § III. 2

eerfte zig van ’s werelds aanvang tot op den algemee- Eerste Boek – Hfst. I. § III. 3

nen vloed uitbreidde, en ‘t verborgen genaamt Eerste Boek – Hfst. I. § III. 4

werd: de tweede van daar tot de eerfte OLYMPIAS,

dat is, Olympize tydrekening, welke de naam van

fabelachtig draagt; want binnen dien ommetrek

heeft men de beuzelingen van de Goden, Helden en

Trojaanze oorlog, met al de daar van verdigte zotter-

nien, die teffens Homeers wysheid en dwaasheid

ontdekken: de derde van hier en voortaan , dat

is, hiftorifch te noemen. Wat voor een nut en luifter

nu uit de gemelde vafte tyd-rekeninge den Olympize fpe-

len ontftaan is, roepen alle Hiftorien, blaaft met volle

kaken de eigen Fame.

Eertse Boek – Hfst. I. § III. 1 – Pafchalius Coron. lib. 6. cap. 5.

Eertse Boek – Hfst. I. § III. 2 – Cenforinus de die Nat. cap. 21.

Eertse Boek – Hfst. I. § III. 3 – Siet ook Juftin. Mart.

Eertse Boek – Hfst. I. § III. 4 – Africanus by Eufeb. praep. Euang. cap. 10.

Boek – pag. 4

§. IV.

De naam, zo vol luifter, dragen deze fpelen van de

plaatze. OLYMPIA was een veld in PELOPONNE-

SUS (dat heden MOREA genaamt werd) en bepaalde-

lyk gelegen in ’t gebied van PISA: min of meer dan 300

ftadien lag ’t van ELIS af: de vermaarde vloed van

ALPHEUS ftroomde ‘er zo na voor by, dat men er ‘t

water uit de fpeel-kamp toe afleiden konde, en ftorte Eerste Boek – Hfst. I. § IV. 1

zig dan voorts tuffchen weft en zuid in de Triphyliaaze

Zee. De Pizanen nu waren de Eliden onderworpen:

daar van daan behoorde de fpeel-kamp, of fchoon in der

Pizanen gebied gelegen, tot deze laatfte, die ‘er over,

gelyk ook over de fpelen daar gehouden, doorgaans ‘t

bewint voerden. Evenwel hebben die van PISA op

haar regt ftaande, en de Eleërs in een veltflag overwon-

nen hebbende, op de 104. OLYMPIAS het fpel gehou-

den, als Diodorus Siculus getuigt. Strabo koomt daar

mede overeen, als hy zegt, dat die van PISA het fpel

voor een korte tyd gehouden hebben. Xenofoon ge-

tuigt ook, dat de Eleërs van ouds het gezag over de

fpelen niet gehad hebben.

§. V.

Men zegt voorts, dat dat Veld zyn naam zouw verkre-

gen hebben van een JUPITER OLYMPIUS, of OLYM-

PICUS, of OLYMPIACUS getoenaamt. In die name

hadden de dwaze Heidenen den waren Godt verandert, en

alzo een Menfch tot Godt gemaakt (gelyk ze dog doorgaans

gewoon waren onzaggelyke en berugte Koningen met

de naam van JOVES te vereeren) want zy verftonden Eerste Boek – Hfst. I. § V. 1

door deze, of CHAM, den Egyptifchen JUPITER

HAMMON, of miffchien liever de gemeene Vader der

naturelyke Grieken JAPHET, by haar anders JAPE-

TUS geheeten; wiens Zoon ELISA de naam aan ’t land-

fchap ELIS, zo Bochartus meent, gegeven heeft, Eerste Boek – Hfst. I. § V. 2

Eertse Boek – Hfst. I. § IV. 1 – Strabo Lib. 8.

Eertse Boek – Hfst. I. § V. 1 – Paufanias l. 5. p. 375

Eertse Boek – Hfst. I. § V. 2 – Bochartus Phaleg. lib. 3. cap. 4.

Boek – pag. 5

of de eerfte berugte Konink dier landftreek AETHLI- Eerste Boek – Hfst. I. § V. 3

US. Deze nu droeg de naam van OLYMPIUS, dat

is, hemelfch, want by de Grieken den hemel

beteekent, zeggende zo veel, na Suidas berigt, als Eerste Boek – Hfst. I. § V. 3

, dat is, geheel ligt; hoewel andere het van

elders halen. Om dat nu de Heidenen de hemel ook

ftelden voor de woninge Gods, zo noemdenze ook

Godt zelfs, of de gene die ze in Gods plaatze ftelden,

met de name van , dat is, Hemel: van daar ‘t

zeggen des ouden Digters Nevius; PANDITUR

INTEREA DOMUS ALTITONANTIS OLYMPI.

Maar onderwyl gaan de grote deuren open Der donderende

Olymp; dat is, des hemels, en vervolgen Gods. ’t Welk

Virgilius nabootft; PANDITUR INTEREA Eerste Boek – Hfst. I. § V. 4

DOMUS OMNIPOTENTIS OLYMPI. Maar on-

derwylen gaan de grote deuren open Des alvermogenden O-

lymps, dat is wederom, des hemels, en vervolgend Gods.

’t Is bekent, dat ook de Joden in haare taal God met

het woord / hemel, uitdrukken: zoek hier van

verfcheide exempelen by den geleerden Ligtfoot. Cae- Eerste Boek – Hfst. I. § V. 5

lius Rhodiginus egter wil liever, dat deze JUPI-

TER, wie hy ook is, de naam OLYMPIUS

ontfangen heeft van zyn Leermeefter of Voogt, dewel-

ke DIONYSUS (doen hy Egypten overheerde, en de- Eerste Boek – Hfst. I. § V. 6

zen JUPITER, uit SATURNUS en RHEA gebo- Eerste Boek – Hfst. I. § V. 7

ren, nog een minderjarig kind zynde, over de Provin- Eerste Boek – Hfst. I. § V. 8

cie ftelde) Hem toevoegde: want die zou OLYMPUS Eerste Boek – Hfst. I. § V. 9

geheeten hebben. Zo ’t zo waare, zouw deze JUPI-

TER te bet CHAM wezen konnen, nadien SATUR-

NUS NOACH is, en DIONYSUS, Wyn-God, kan

voegzaam dezelve NOACH zyn, als welke de wyn-

ftok plantede, en in de zonde van een overmaten dron-

kenfchap inftortede. Hy gaf hem ook een Meefter in

de perzoon van SEM, zynen Broeder, aan wien en zyn

Eertse Boek – Hfst. I. § V. 3 – Suidas in voce.

Eertse Boek – Hfst. I. § V. 4 – Virgil. AEnid. lib. 10. vs. 1.

Eertse Boek – Hfst. I. § V. 5 – Ligtfoot Hor. Hebr. in Matt. 3:2,

Eertse Boek – Hfst. I. § V. 6 – Diod. Sie. I. 31. c. 37

Eertse Boek – Hfst. I. § V. 7 – Cael. Rhodiq. Antiq. leɛt. lib. 22. cap. 13

Eertse Boek – Hfst. I. § V. 8 – Bochartus Phal. lib. I. cap I.

Eertse Boek – Hfst. I. § V. 9 – Gen. 9  20. enz.

Boek – pag. 6

geflagte de geloofs-leer, zo nodig tot zaligheid, zon-

derling toevertrouwt is. Edog dat zy dezen JOVIS

Meefter OLYMPIUS genaamt hebben, is uit een bot

misverftand ontftaan: want ze fchynt ons geen andere

grond te hebben, als dat ze Meefter, Leider, e.

f. v. van leren, tot een eigen Mans naam gemaakt,

en met de klank OLYMPUS uitgefproken hebben.

§. VI.

Hoe ’t zy, JUPITER, wie Hy dan ook geweeft is, Eerste Boek – Hfst. I. § VI. 1

deelde zynen toenaam mede aan het fpeel-veld OLYM-

PIA. Het groot Etymologicum wil ons doen gelo-

ven, dat deze plaatze de naam van OLYMPUS

door JUPITER zelfs verkreeg. Die, om de agting,

die Hy daar voor had, uit te drukken, haar de naam

van zyne hoge woninge gegeven heeft. Want Hy wort

gezegt aldaar oud-tyds een Orakel-ftoel gehad te hebben;

’t welk ’t namaakzel kan geweeft zyn van den Vraag-

baak des EGYPTIZEN of LYBIZEN AMMONS.

Ook had Hy daar zelfs, na den ondergank der Vraag-

baaks, eenen trotzen tempel, en nog trotzer beeld, bei-

de gemaakt uit den buit en roof, die de ELeënzers ge-

haalt hadden van de Pizanen en hare Bondgenoten. De

Tempel was na de Dorize Bouw-ftyl, opgetimmert, rond- Eerste Boek – Hfst. I. § VI. 2

om op kolumnen geftigt, de wanden uit inlandzen fteen

opgetrokken, ’t dak uit koftelyk marmer, de hoogte

van de grond tot aan de arenden, die de top-ftukken

fteunden, was van agt en zeftig voeten, de breete van

vyf en tnegentig, dog de lengte van twee hondert en

dertig voeten. De Inboorling LIBO was ‘er Opper-Baas

van geweeft; hoewel BYZAS NAXIUS, door eene

konftige en nieuwe uitvindinge, de roem draagt van

’t marmer tot tegelen of dak te hebben doen fnyden;

die ‘er ook praal-beelden over opgerigt zyn met roem-

gedigten, dat Hy de eerfte geweeft was, die geweten had

Eertse Boek – Hfst. I. § VI. 1 – Strabo lib. 8.

Eertse Boek – Hfst. I. § VI. 2 – Paufanias lib. 5.

Boek – pag. 7

‘t dak uit fteenen te fnijden. De andere gefteltheden en

wonder-xieraaden des Tempels zie by Paufanias ter ge-

melder plaatze, dewelke daar op ook begint van ‘t

Beeld te fpreken. Zyn verhaal loopt hier op uit: ’t Beeld,

uit yvoor en gout gemaakt, zat op een hoge throon; zwagtel

en kroon was om en op ’t hooft; de linke hand hield den fcep-

ter uit verfcheiden metalen toebereid; een Arent was ’t einde,

een goude mantel had ’t Beeld om zig geworpen; en goudene

fchoenen, doorwrogt met vogelen en bloemen aan zyne voeten;

de throon fchitterde van gout en edele fteenen, in yvere gron-

den; vier triumphbeelden huppelden aan ’s throons voeten:

andere beelden waren ’er meer; zonderling was aan ’t voor-

hooft gefchildert ’t vertoog van agt ftrijd-fpeelen. Daar wa-

ren ook gefchildert de uiren en veele andere dingen, te za-

men, na de wyze van de Ouden, van een diepe zin, nu

niet nader te onderzoeken. Strabo wil, dat het Beeld, Eerste Boek – Hfst. I. § VI. 3

hoe koftelyk en konftig het ook was, geweeft zou zyn

zonder de vereifchte voegzaamheid, die men propertie

noemt; want ’t was zo groot, dat het zittende in ‘t

gevaarte van dien groten Tempel te na aan deszelfs ver-

wulfzel reikte, en dat, so ’t opftond; het dak zouw

hebben moeten fcheuren: hoewel Paufanias dit niet Eerste Boek – Hfst. I. § VI. 4

bekent, maar verhaalt, dat het in alles zo wel gemaakt

was, dat JUPITER zelfd er een teeken van vergenoegt-

heid en goedkeuring over gaf. Hoe ’t zy ’t Beeld was

konftig toegeftelt, en pragtig uitgedoft. PHIDIAS

CHARMIDAE (of, als Strabo zegt, CHARMI-

NI) Zoon, een Athenienzer, was de Konft-werker, ge-

holpen, ten minften in ’er konftverwen of ’t fchilder-

werk op te leggen, van zyn Broeder PANENUS, die

Strabo egter PANDENUS noemt, en zegt de Zu- Eerste Boek – Hfst. I. § VI. 5

fters Zoon van PHIDIAS geweeft zyn. PHIDIAS

verder had dit magtig Beelds-gevaarte gefatzoeneert na

’t voorfchrift van deze verssen uit Homerus Eerste Boek – Hfst. I. § VI. 6

Eertse Boek – Hfst. I. § VI. 3 – Strabo lib. 8.

Eertse Boek – Hfst. I. § VI. 4 – Paufan. I. c.

Eertse Boek – Hfst. I. § VI. 5 – Strabo loc. cit.

Eertse Boek – Hfst. I. § VI. 6 – Homer: Iliad. lib. H. l. vs., 529.

Boek – pag. 8

Dat is;

Hy zei, Saturnus Zoon knikt toe met zyn winkbrauwen

Die gantfch ontzaglyk ftaan, en zwemen uit den blauwen,

Zo als den hemel kleurt; zyn ambrozyne hair

Gaat wapp’ren op en neer, zo magtig fchud Hy ‘t: maar

D’ almagt des Koninks, die geniet een eeuwig leven,

Doet zelfs, zo vaak Hy wil, den groten Hemel beven.

Na deze befchryvinge moeften wynbrauwen, e.f.v.

groot en vervaarlyk zyn, en alle andere leden daarna zig

voegen, en gevolgelyk ook ’t geheele Beeld ontzagge-

lyk en vervaarlyk wezen, Waar uit te zien is, zo PHI-

DIAS niet in agt genomen heeft de proportie tuffchen

Beeld en Tempel, Hy egter die wel betragt heeft ten op-

zigt van ’s Beelds leden: en zo heeft Hy ‘er van behaalt

by den nakomelingen een onnoemelyke lof, en altyd-

duirende gedagtenis, die ook uitgekreten wierde door

de opfchrift aan ’s Beelds voeten geftelt: MY HEEFT

PHIDIAS CHARMIDAE ZOON DE ATHENIEN-

ZER GEMAAKT. Zie wederom Paufanias.

§. VII.

Edog behalven dit wonder-gevaarte word JUPITER Eerste Boek – Hfst. I. § VII. 1

gezegt aldaar nog een ander praal-beeld gehad te hebben:

een Beeld namelyk van louteren goude, dat CYPSE-

LUS, Corintfch Koning den OLYMPIZEN JUPI-

TER zouw toegezonden en geheiligt hebben. Pau- Eerste Boek – Hfst. I. § VII. 2

fanias fpreekt van een koftele en konftbare kifte, uit

cederen-houd, met gouden, yvoren en cederen beelden

van veelerlei oudheden, pragtig gewrogt, die Cypfe-

lus JUPITER zouw toegewyt hebben, ter gedagte-

Eertse Boek – Hfst. I. § VII. 1 – Strabo lib. 8.

Eertse Boek – Hfst. I. § VII. 2 – Paufanias lib. 5.

Boek – pag. 9

niffe, dat hem zyn Moeder in een kifte veborgen, en

alzo gelukkig in ’t leeven bewaart hadde. Nog gewaagt

Paufanias van andere , toegewyde giften, die

dezen JUPITER aldaar ook van uitheemze Vorften toe-

gezonden waren: by voorbeeld den Throon, welken A-

RIMNUS der Toskanen Koning, de eerfte van de uit-

heemze gefchenken brengers, gefchonken hadde: ’t ko-

ftele gordijn, uit Affyris Weefzel en purper, van Koning

ANTIOCHUS gegeven: kopere peerden, wat kleinder

als levende, van CYNISCA, ter gedagteniffe van de O-

lympize overwinning, toegeeigent: een kopere drievoet,

op welke, voor dat de tafel in gebruik quam, de kroo-

nen neergelegt wierden, was ’er ook: en meer andere

dingen, daar nu niet van kan fpreeken.

§. VIII.

JUPITER OLYMPUS dan kon niet minder als

zyn naam geven aan den Tempel, waar in Hy zulke Beel-

den, en andere toegewyde heiligdommen hadde. Van den

Tempel ging die name tot het Veld over; van het Veld

tot de Oeffen-fpeelen, die derhalven de Olympize genaamt

wierden, te meer wyl ze ook tog dien Olympizen Afgod

toegeeigent en geheiligt waren. Dus hebben wy dan

klaar geoeg ontdekt de oorfprong der benaminge.

There are no comments published yet.

Leave a Comment

Change this in Theme Options
Change this in Theme Options