TWAALFDE HOOFT-STUK.
Ware Voordelen der Olymp-Verwinnaars. Tertul-
lianus korte opnoeminge derzelve. Het eerfte de
Dos of Stips, zijnde gering. Voorts goude en
kopere Kroonen. Ook publyke Voorregten. Vryheid
van alle Burger- en Publyke Laften enz. Spyzin-
ge op ’s Lands of Stads koften in het Prytaneum.
Wat dit was, en by welke Volken gevonden wierd.
Herkules hier toe de Weg-baner. Wanneer deze
Spyzinge gefchiedde. Ook wierd een jaarlyx On-
derhoud van Spyze gegeven. Zomtyds in Geld.
Bepalinge daaromtrent gemaakt. Regt gegeven
om Geld te munten. Ook regt van Vrye Wyk.
Vryfteden. Uit hun veelzins Veld-Heeren of Zee-
Voogden verkoren. Befluit.
§. I.
Tot dus verre hebben wy ftaan kyken op ver-
fcheiden eer-ftukken, die merendeels, en
zonderling het laatfte, maar dwaas en ydel
zyn. Is overig, dat wy nu van de ware
voordeelen der Olymp-verwinnaars handelen:
voordeelen, die, hoewel ze ook maar aardfche zyn, eg-
ter by de regt oordeelende de ydele kroon en vlotte eer-
ftukken de meefte luifter en agtinge geven moeten. Derde Boek – Hfst. XII. § I. 1
§. II.
’t Is bereids gezegt, dat Tertulliaan deze voordeelen Derde Boek – Hfst. XII. § II. 1
genoemt heeft DOTEM, PRIVILEGIA PUBLICA,
STIPENDIA CIVICA, dat is, GESCHENK, PU-
BLYKE VOORREGTEN, BURGERLYKE PEN-
Derde Boek – Hfst. XII. § I. 1 – lib. 3. c. 7. §. 6.
Derde Boek – Hfst. XII. § II. 1 – Tertullianus loc. cit.
Boek – pag. 488
SIOENEN. Want wy meinen, dat onder deze van
dien geleerden African alles, wat maar een voorregt
of voordeel der Olymp-verwinnaars genaamt mag worden,
begrepen word. En daarom zullen wy by deze gele-
genheid, zoo niet alle, ten minften verfcheidene, zoo
als zy ons te gemoet komen, de Beminner en Lezer
dezer dingen gaan voor oogen stellen.
§. III.
Het eerfte voordeel was dan by de Grieken ’t zoo ge-
naamde of
, by de Latynen DOS, ’t zelfde,
volgens Fabers verklaringe, als STIPS, dat is, een ge- Derde Boek – Hfst. XII. § III. 1
fchenk, of gifte van een weinig kopers of geld; ’t welk
den Overwinnaar niet ryker maakte dan een Ryk-Mans
Rentemeefter, gelyk dezelfde Faber beweert, en van
ons elders by een ander gelegenheid gezegt is. Om dat
het zoo een kleintje was, en zoo weinig verrykte, zoo
wierd het by de Romeinen maar flegts een STIPS,
Aalmoes-penning, gerekent. Egter was ’t nog jets.
§. IV.
Te huis komende wierden de Overwinnaars met gou-
de en kopere kroonen befchonken, die immers van weer-
de waren. Dit beveftigt Pafchalius uit Aemilius Pro- Derde Boek – Hfst. XII. § IV. 1
bus, waar voor wy liever ftellen Cornelius Nepos, de- Derde Boek – Hfst. XII. § IV. 2
welke in opzigt van ALCIBIADES dus fpreekt: hic
ut navi egreffus eft, quanquam Theramenes & Thrafybulus
efidem rebus praefuerant, fimulque venerant in Pyraeeum, ta-
men illum unum omnes profequebantur, & id quod nunquam
antea ufu venerat, nifi Olimpiae Viɛtoribus, coronis aureis
aeneifque vulgo donabatur. Dat is : dezen (ALCIBIA-
DES) uit het fchip getreden zynde, of fchoon Theramenes en
Thrafybulus over dezelve togt waren geweeft, en te gelyk in
de haven gekomen waren, wierd alleen van allen geëerbie-
digt, en ’t gene nooyt in gebruik was, dan ontrent de O-
lymp-verwinnaars, befchonken in ’t gemeen met goudene en
Derde Boek – Hfst. XII. § III. 1 – Faber Agon. lib. 2. cap. 9.
Derde Boek – Hfst. XII. § IV. 1 – Pafchalius de Coron. lib. 6. cap. 8.
Derde Boek – Hfst. XII. § IV. 2 – C. Nepos in Alcibiade cap.6.
Boek – pag. 489
kopere kroonen. Ik weet, dat zommige voor AENEIS Derde Boek – Hfst. XII. § IV. 3
lezen TAENIIS, dat is, voor kopere kroonen, zwagtels,
ftrikken, om dat het ongerymt fchynt, dat Nepos van Derde Boek – Hfst. XII. § IV. 4
goud tot koper nederdaalt. Maar hier op konnen wy
antwoorden, dat Nepos dus fprekende zulx doet met
onderfcheidinge der menfchen in rykere en armere:
want buiten twyffel gaven de rykere goude kroo-
nen, en de arme, om hun eerbied te bewyzen, ’t ge-
ne zy bekomen konden, t. w. kopere. Hoe ’t zy, het
blykt ten minften uit deze plaats, dat de Olymp-verwin-
naars met goudene kroonen befchonken wierden. Dit
mogt voordeel heten: en miffchien verftaat Vader Ter-
tulliaan ook deze kroone onder ’t woord DOS, GE-
SCHENK.
§. V.
Voorts verkregen zy PRIVILEGIA PUBLICA,
PUBLYKE VOORREGTEN, van welke meerge-
melde Tertulliaan niet alleen, maar ook Suetonius mel- Derde Boek – Hfst. XII. § V. 1
det, zeggende van AUGUSTUS: Athletis & conferva-
vit privilegia, & ampliavit. Dat is: En Hy heeft den
Kamp-vegters de voorregten toegeftaan en vermeerdert. Zoo
hebben ook de Keizers HONORIUS en THEODO-
SIUS, van deze zaken fprekende, dezelve Privilegium,
Voorregt, genaamt: gelyk ANTONINUS Beneficium,
Weldaat.
§. VI.
Onder deze publyke Voorregten blinken naavolgende
dingen uit.
Voor eerft, Vryheid van alle Burger en publyke laften,
gelyk ook van alle betalinge, en ontflag en vier-dag van
alle beroep, ampt, bedryf; volgens deze Wet by Faber Derde Boek – Hfst. XII. § VI. 1
aangetrokken: Athletis ita demum, fi per omnem aetatem
certaffe, coronis quoque non minus tribus certaminis facri,
in quibus vel femel Rome fen antiquae Graeciae merito corona-
Derde Boek – Hfst. XII. § IV. 3 – Muretus Var. Leɛt. 15. 7.
Derde Boek – Hfst. XII. § IV. 4 – Boeclerus in Notis ad Nep. in Alcib.
Derde Boek – Hfst. XII. § V. 1 – Suetonius in Augufto cap. 45.
Derde Boek – Hfst. XII. § V. 2 – Cod. Theo lib. 1. de quibus & c.
Derde Boek – Hfst. XII. § VI. 1 – Faber Agon. lib. 1. cap. 1.
Boek – pag. 490
ti, non aemulis corruptis ac redemtis probentur, civilium
nunerum tribui folet vocatio. Dat is : Dan eerft word den
Kampvegters, volgens gebruik, toegeftaan ’t ontflag van al-
le Burger laften, als zy bewezen worden al hun leven ge-
ftreden te hebben, gekroont te zyn met geen minder dan drie
kroonen van den heiligen Stryd, ’t zy te Romen of in ’t ou-
de Grieken, en dat naa verdienfte, zonder omkopinge of
omkuipinge der Tegenftrevers. Zie hier ook van denzelf-
den Faber elders: die in de eerfte plaats over de woor- Derde Boek – Hfst. XII. § VI. 2
den der Wet niet onaangemerkt laat, dat, wyl zulken
ontflag tot fchade van ’t Gemeen was ftrekkende, daar-
om de nadere bepalingen en vereifchingen ’er bygevoegt
worden, t. w. van al hun leven geftreden te hebben, met
drie kroonen e. f. v. gekroont te zyn, en geen omkopinge ge-
pleegt te hebben: ten einde zoo doende niet aan Bedrie-
gers, welke veele zyn, maar opregte, regt geregtig-
de, deze gunfte te deele viel, en alzoo aan weinige,
ten einde het Gemeene-beft hier by te minder naadeel
gevoelde.
§. VII.
Ten tweeden, zy wierden publyk op ’s Lands en Stads
koften gefpyft (*) in ’t huis ’t welke de Grieken ,
PRYTANEUM noemden, betekenende dat woord zoo
veel als een groot Stad-huis of Raad-huis, waar in niet
alleen de Raads-kameren, maar ook andere vertrekken,
tot andere einden, en zonderling ook tot het fpyzigen
van voorname Perzonen, om dezelve ten hoogften te
(*) Wanneer Openb. 2: 17. gefproken word van het Manna dat
verborgen is, en van de witte fteen, zoo meinen zommigen, dat
gezinspeelt word op deze Spyzinge op koften van ’t Gemeen, wor-
dende een zulke witte fteen de Overwinnaar gegeven tot een onder-
pand van dat Hem een zoodanig onderhoud wierde toegewezen.
Ziet by Polus over Openb. 2: 17. uit Pererius, Grotius, Ham-
mondus.
Derde Boek – Hfst. XII. § VI. 2 – Idem ibidem lib. 2. cap. 17.
Boek – pag. 491
vereeren, gevonden wierden. Zulken Spys-zaal op het
groote Stad-huis hadden niet alleen de Eleërs, nemaar
ook de Athenienfers, Spartaners en andere. Aangaande
de Eleërs, daar van teikent Paufanias dit aan: Derde Boek – Hfst. XII. § VII. 1
Dat is: De Eleërs hebben een
spys-vertrek, en dat is binnen het Raadhuis tegen over den
haard, in dit huis fpyzigen zy de gene, die de Olymp-fpee-
len gewonnen hebben. ’t Koomt te paffe ’t gene Athe-
neus uit zeker oud Griex Digter verhaalt in dezer voe-
gen:
& c.
Dat is:
Op dat niet ga onnut den dag verquiften,
Zal ik in ’t kort het grootft ooyt menchen wiften
Tot vleyers lof te melden doen verftaan,
Zy gaan, fchroom-vrie aan alle tafels aan
En fmullen vrolyk daar, zy zyn gezeten,
Als Olymp-winaaas op het Stadhuis eten.
HERCULES had hier toe van ouds de weg gebaant,
zoo wanneer Hy in den beginne, overeenkomftiglyk
met de eenvoudigheid der zaken, een afgeperkt plein
ten eet-plaats, om de Olymp-verwinnaars te onthalen, or-
dineerde. Hier gedenkt Pindarus aan in zyn Lof ge- Derde Boek – Hfst. XII. § VII. 2
digt ter eeren van den Locrenfer AGESIDAMUS, Vuift-
vegter, als Hy van HERCULES zingt:
Derde Boek – Hfst. XII. § VII. 1 – Paufanias lib. 5.
Derde Boek – Hfst. XII. § VII. 2 – Pindarus Od. 10.
Boek – pag. 492
Dat is:
Edog Hy ontwierp terftont
Een zeer ruime plein in ’t rond,
Ten spys-zaal om te traɛteren
Overwinnende Olymp-Heeren.
’t Word van Faber aangemerkt dat dit publyk onthaal Derde Boek – Hfst. XII. § VII. 3
in ’t Olympifch PRYTANEUM den Overwinnaars niet
door ’t geheel jaar, maar op elken Olymp-tyd, en
miffchien zoo lang als de fpeelen duirden, aangedaan is.
Zoo mogen wy ook denken, ten eerften, dat aldaar ten
eerften maal de Overwinnaar, van wat Land-aard Hy
ook was, zoo ras Hy overwonnen had, getoeft is ge-
worden in ’t gezelfchap van voorgaande Overwinnaars.
Ten anderen, dat op dien dag, als de nieuwe Overwin-
naar onthaald wierd, het onthaal voor allen te heerly-
ker zy geweeft. Ten derden, dat dan voorts jeder Over-
winnaar in zyn eigen Stad op ’t Stads-huis by zyn eerfte
aankomft, en miffchien ook wel of jaarlyx, of naa ’t vier-
de jaar, als telkens wederom de Olymp-tyd was, ter
gedagtenis van zyne overwinninge, en de glorie die daar
door den Staat toegebragt was, heerlyk onthaalt is ge-
worden. By voorbeeld wederom te ATHENE,
SPARTA, en elders.
§. VIII.
Behalven de fpyzinge op het Stadshuis plag den Olymp-
verwinnaars een jaarlyx onderhoud van spyze gegeven te
worden, ’t welk de Grieken fpyzinge, de Laty-
nen ANNONAM, jaarlyxe teerkoft noemden. En de-
ze teerkoft wierde niet flegts gegeven aan de fterke en
bloeyende Overwinnaars, maar ook aan de ftok-oude
en afgeleefde tot den uiterften fnik toe, ja ook zom-
tyds aan hunne naakomelingen. Dit bewyft Faber uit Derde Boek – Hfst. XII. § VIII. 1
Derde Boek – Hfst. XII. § VII. 3 – Faber Agon. lib. 2. cap. 17.
Derde Boek – Hfst. XII. § VIII. 1 – Faber Agon. lib. 2. cap. 18.
Boek – pag. 493
Dionyfius Halicarnaffeus, en AElianus Pafchalius uit Derde Boek – Hfst. XII. § VIII. 2
Plato. Derde Boek – Hfst. XII. § VIII. 3
Derde Boek – Hfst. XII. § VIII. 4
Derde Boek – Hfst. XII. § VIII. 5
§. IX.
En deze teerkoft wierd niet altyd in eigentlyk graan en
fpyze gegeven, nemaar veeltyds ook in geld, waar van
de Overwinnaars zig dan naa believen konden dienen.
En deze geld-fumme ten dienfte der overwinnende ge-
fchikt, wierd met ’er tyd by zommige Staten, en
zonderling te Athene, zoo groot en buiten-fporig, dat ’er
SOLON een intrek van dede voor een gedeelte, ma-
kende voor het overige eene order en juifte bepalinge
in opzigte der Overwinnaars van alle vier Griexe fpeelen:
evenswel zoo, dat Hy den Olymp-verwinnaars meer dan
de Ifthmife e. f. v. toeleide. Dit toont Diogenes Laër- Derde Boek – Hfst. XII. § IX. 1
tius met deze woorden:
. Dat is: Hy ordineerde vyf hondert dragmen voor
den Olymp-verwinnaar, hondert voor den Ifthmifen, en zoo
naa evenredighed voor allen anderen. ’t Zelfde verhaalt
ook Plutarchus, zeggende:
Derde Boek – Hfst. XII. § IX. 2
Dat is: Hy beftelde, dat den Ifthmifen Verwinnaar gege-
ven wierden hondert dragmen, den Olympverwinnaar vyf-
hondert. Zoo veel verftaat dan ook CALLISTHE- Derde Boek – Hfst. XII. § IX. 3
NES, als Hy ftemde dat aan POLICRITA, Dogter
van LYSIMACHUS, zoo veel fpys of onderhouds zoude
gegeven worden, als aan de Olymp-verwinnaars, derhal-
ven vyf hondert dragmen.
§. X.
Als nu dit jaarlyx onderhoud in geld gegeven wierde,
zoo mogen wy denken, dat zonderling dit van Tertul-
lianus verftaan is door CIVICA STIPENDIA, BUR-
GERLYKE PENSIOENEN, hoewel miffchien ook
daar onder nog andere geld-giften en inkomften begre-
pen worden.
Derde Boek – Hfst. XII. § VIII. 2 – Dion Halicarn.
Derde Boek – Hfst. XII. § VIII. 3 – AElianus de Anim. l. 6. c. 49.
Derde Boek – Hfst. XII. § VIII. 4 – Pafchalius l. 6. c. 7.
Derde Boek – Hfst. XII. § VIII. 5 – Plato de republ. lib. 5.
Derde Boek – Hfst. XII. § IX. 1 – Diogenes Laërtius in Solone.
Derde Boek – Hfst. XII. § IX. 2 – Plutarchus in Solone.
Derde Boek – Hfst. XII. § IX. 3 – Idem in Ariftide.
Boek – pag. 494
§. XI.
Maar al verder: tot de voorregten behoorde ook dit,
dat het den Olymp-verwinnaars, ten minften zommigen,
geoorlooft is geweeft geld te munten, en daar op te
ftempelen teekenen van hunne overwinninge. Dit beve-
ftigt Pafchalius uit Pollux met het voorbeeld van A- Derde Boek – Hfst. XII. § XI. 1
NAXILAS Rhaginer: want deze met de jagt van ’t vier- Derde Boek – Hfst. XII. § XI. 2
fpan overwonnen hebbende deed op ’s gelds eene zyde den
wagen kloppen, op de andere zyde eenen haas: om re-
den, zeggen ze, dat het Hem ter eeren toegerekent
wierde de eerfte baas in Sicilien gebragt te hebben. Geld
te munten nu is nog hede een Regaal of ftuk van des
Lands hoogfte Overheid.
§. XII.
Hier quam nog by het JUS ASYLI, ’t regt van vrye
wyk en veiligheid, zoo dat de Overwinnaar toegevlo-
dene mifdadige konde dekken en befchermen: ’t welke
by ouds onder de Heidenen ’t voorregt was van gewyde
boffchen, tempelen, altaren, tomben, praalbeelden
der Keizeren, der Koningen huizen en diergelyke: ge-
lyk openbaar is uit het gene hier van by Rittershufius en Derde Boek – Hfst. XII. § XII. 1
andere Schryveren is aangetekent. Edog het is de
plaats hier niet om ’er breder van te handelen, ge-
lyk ook niet om te fpreken van de Vry-fteden, die
de Heer onder het O. T. gelyk Mozes ons berigtet, Derde Boek – Hfst. XII. § XII. 2
verordende, ten einde naa een van die jemant, by on-
geluk, zonder opzet, eenen ander gedodet hebbende,
de wyk mogte nemen en zig bergen. Dat nu de Olymp-
verwinnaars dit voorregt van vry-wyk ook genoten, blykt
uit het gene Plutarchus van de Nemeefe Verwinnaars ge-
tuigt, t. w. dat zy met dit voorregt vereerd wierden.
Te meer dan de Olympife, dewelke de anderen verre in
agtinge en weerde, derhalven ook in eerftukken en
voorregten overtroffen. Zie Pafchalius. Derde Boek – Hfst. XII. § XII. 3
Derde Boek – Hfst. XII. § XI. 1 – Pafchalius de Coron. lib. 6. cap. 7.
Derde Boek – Hfst. XII. § XI. 2 – Pollux lib. 5. cap. 12.
Derde Boek – Hfst. XII. § XII. 1 – G. Rittershufius de Afyl. cap. 31.
Derde Boek – Hfst. XII. § XII. 2 – Mofes Num. 35: 10.
Derde Boek – Hfst. XII. § XII. 3 – Pafchalius loc. cit.
Boek – pag. 495
§. XIII.
Eindelyk gaf ’t den Overwinnaren een groot voordeel,
zoo wanneer uit hun getal veelzins de Veld-heeren en Ad-
miralen of Zee-voogden, om geheele legers en vloten te
beftieren, verkoren, en daar aan ’t geheele bewind des
oorlogs vertrouwt wierde, gelyk wederom Pafchalius Derde Boek – Hfst. XII. § XIII. 1
getuigt, die zyn zeggen uit Strabo, Ariftides, Diodo- Derde Boek – Hfst. XII. § XIII. 2
rus Siculus en anderen met het voorbeeld van PHRY- Derde Boek – Hfst. XII. § XIII. 3
NO, van gekroonde verwinnaars, die in het eerfte gelid Derde Boek – Hfst. XII. § XIII. 4
tegen Darius leger ftreden, van MILO, in dezer voe-
genb beVeftigt, zeggende: Ex Albo talium Viɛtorum & c.
Dat is: uit de lyft van zoodanige Overwinnaars wierden
zomtyds de Veld-Heeren gekipt, die over ’t geheele oorlogs-
bedryf geftelt wierden. Naa welk voorbeeld de Athenienfers
den Olymp-verwinnaar PHRYNO ten Zee-voogt over de
Vloot geftelt hebben, om SIGAEUM te veroveren. Uit die
troepen, welke dezelfde Athenienfers gezonden hebben tegen
het aankomende Leger van DARIUS, worden ten eerften
de gekroonde (dat is Olymp-verwinnaas) ge-
noemt, ten einde zy zoo veel te beter ftreden, als zy te ho-
ger moed toonden. Diodorus Siculus meldet, dat die zoo zeer
vermaarde Strijder van de Crotoniatenfen, uitgaande tegen
de Sybariten ten Strijde, ten Veld-Heer verkoren is, om
dat Hy met zes Olymp-kroonen vereerd was. Doe ’er by,
dat deze een opgeheven Stier midden door ’t perk gedragen
hebbe. Deze dan met een knods en leeuwen-huid uitgedoft,
en met zes kroonen brallende, als men op het vlakke veldge-
komen was, heeft de muitelingen geflagenen doen vlieden
§. XIV.
Sie my, wat voordeelen de kroone toebragte ! Want
die ftegen tot het hoge Veldheerfchap op, en gevolgelyk
tot die winften, dewelke den Leideren der Legers en Va-
ders der Benden ten deele vallen. Welke hoge top van
’t voordeel der Overwinnaars dn befchouwt hebbende,
Derde Boek – Hfst. XII. § XIII. 1 – Pafchalius lib. 6. cap. 8.
Derde Boek – Hfst. XII. § XIII. 2 – Strabo lib. 13.
Derde Boek – Hfst. XII. § XIII. 3 – Ariftides in Panat.
Derde Boek – Hfst. XII. § XIII. 4 – Diodorus Siculus lib. 12.
Boek – pag. 496
en al afgetreden zynde in zoo velerly ftryd-perken, en
vermoeyd door het bekyken van zoo veel kroonen, eer-
en praal-ftukken, en hoge voordeelen, zoo luft ons voorts
niet naa andere van diergelyk flag meer te zoeken, en
die op te tonen, vermeinende dat de Lezer ook beken-
nen zal bereids genoeg gezien te hebben, om zyne
nieuwsgierigheid te voldoen. En hier mee onze af-
fcheid nemende wenfchen wy denzelven welvaart.
EINDE
There are no comments published yet.