DERDE HOOFT-STUK.
Nieuwe Luifter des Olymp-Spels. Alle vier jaaren
gehouden. Namen van Prys-Uitdeelers en
Overwinnaars vereewigt. Van hier de
Tyd-reekening naa de Olym-Spelen,
hoewel gebrekkelyk.
§ I.
Iphitize Olymp-fpel bequam na CORAEBUS
tyd een nieuwe luifter. Hy, hoewel maar
een Elees Kok, als Atheneus en andere zeg- Eerste Boek – Hfst. III. § I. 1
gen, won ’t Ren-fpel, en ging met den Eerste Boek – Hfst. III. § I. 2
voorgeftelden prys ftryken: en dat met Eerste Boek – Hfst. III. § I. 3
meerder regt, als die Kokken, welke van de dertele Sy- Eerste Boek – Hfst. III. § I. 4
bariten gekroont wierden, om dat ze de tafel-geregten Eerste Boek – Hfst. III. § I. 5
op ’t allerlekkerfte hadden weeten toe te bereiden. E- Eerste Boek – Hfst. III. § I. 6
dog de nieuwe luifter der fpeelen beftond niet daar in, Eerste Boek – Hfst. III. § I. 7
dat ze nu zo ’t fchynt vaftgeftelt wierden, om zonder
ophouden alle vier jaaren te zullen geviert worden, niet
alle jaaren, en gevolgelyk niet op alle merkten, dewel-
ke jaar op jaar gehouden wierden, want dat zoude te
koftbaar zyn: welke getal van vier jaaren de vermaarde
OLYMPIADES, dat is Vier-jaarige
Olympize tyden, uitbeeldt: van welke jeder vier volle
jaeren in zig quam vergangen, overmits de fpeelen niet
by den loop van ’t vierde, maar na deszelfs volkomen
voleindinge, en gevolgelyk met ’t begin van ’t vyfde
jaar gehouden wierden. Zy wierden van vier-
jaarige genaamt, om dat ze een tyd van vier volle jaa-
ren in zig begreepen: maar om dat ze met het begin
Eerste Boek – Hfst. III. § I. 1 – Athenaeus Deipn. l. 9.
Eerste Boek – Hfst. III. § I. 2 – P. Faber Agonift. l. 3. c. 12.
Eerste Boek – Hfst. III. § I. 3 – Pafchal. de Coron. lib. 7. c. 6.
Eerste Boek – Hfst. III. § I. 4 – Athenaeus Deipn. lib. 12.
Eerste Boek – Hfst. III. § I. 5 – Petavius Rat. Temp. lib. 2. cap. 5.
Eerste Boek – Hfst. III. § I. 6 – Suidas in Voce
Eerste Boek – Hfst. III. § I. 7 – Hofmann. Lexic univ. in voce Olympias.
Boek – pag. 31
van jeder vyfde jaar aanvang namen, wierden ze ook Eerste Boek – Hfst. III. § I. 8
vyfjaarige gezegt, gelyk ook haar afgetrok-
ken omvang de vyfjaarigheid geheeten is.
Hier van daan is ’t ook, dat zommige Latynze Schry- Eerste Boek – Hfst. III. § I. 9
veren, ’t zy willens om de aardigheid van navolgelinge,
’t zy uit misverftand, haar LUSTRUM, dat van vyf
volle jaaren was, OLYMPIAS genaamt hebben. Edog
ook is ’t LUSTRUM, t. w. ’t Juliaanze, vierjaarig ge-
worden, eindigende met ’t fchrikkel-jaar, ’t welke, na
die tyd-maat, jeder vierde uitlevert. En daarom hebben
de latere, Aufonius, Hieronymus, met meerder regt
dat laatft gemelde LUSTRUM willen OLYMPIAS
noemen. Dog ’t is onze toeleg niet hier van uitvoeri-
ger te handelen. Die meer begeert, zie de bygefchre-
vene Auɛteuren, en meer andere.
§ II.
’t Ander, welke nu voortaan deze Iphitis-Olymp-fpelen
luifter-ryk maakte, is, dat voortaan de namen, zo der
prys-uitdeelders, als zonderling der gekroonde Over-
winnaars, in agt genomen, ja in opgerigte beelden en
derzelver opfchriften, ook in fchriftelyke boeken, op-
geteekent en bewaart, en voorts ten algemeene voet-
maat voor de tyd-reekeninge en hiftorie geftelt zyn:
want zo veel naamen van Overwinnaars men telde, zo
veel fpeel-tyden, en gevolgelyk zoo veel vier jaaren men
tellen moefte. Dies ftond nu de tydbaak boven water, Eerste Boek – Hfst. III. § II. 1
en ‘t Tempus fabel-tyd veranderde zig nu in een
Tempus , hiftorize-tyd, en ’t was gedaan met de
verzieringe van nieuwe Goden en Helden en duizender-
lei beuzelingen. Weshalven ook om deze rede de
Olympis-fpeel-tyds vier-jaarige reekeninge voor deftig en
dierbaar te houden is. Niet ten onregte zegt dan Rid-
der Marsham: Feliciter tandem in Alti quaefita eft Chrono- Eerste Boek – Hfst. III. § II. 2
logia: & in Gymnafio ex Olympionicorum nominibus contexte
Eerste Boek – Hfst. III. § I. 8 – Scaliger Emend temp lib. 2. p. 83. & lib. 5. p. 381. & p 405.
Eerste Boek – Hfst. III. § I. 9 – Petavius Rat. temp. lib. 2. c. 5.
Eerste Boek – Hfst. III. § II. 1 – Marsham Can. Chron. pag. 489.
Eerste Boek – Hfst. III. § II. 2 – Marsham Can. Chron. pag. 485.
Boek – pag. 32
eft fidiffima Graecorum temporum menfura: dat is; eindelyk
is de tyd-reekeninge gelukkig gezogt in Alti: en in ’t Oeffen-
huis uit de namen der Olympize Overwinnaars een zeekerfte
maat der Griexe tyden te zamen gefchakelt.
§ III.
Edog de maat der Griexe tyden wierd van nu aan wel Eerste Boek – Hfst. III. § III. 1
zeeker, maar egter niet allerzekerft, wegens twee re-
denen. 1. om dat men in ’t begin geen gedagte maken-
de dat die fpeel-tyden ten tyd-baaken zouden worden
(want elk Landfchap en natie was gewoon eene haar
byzonderlyk eigene tyd-reekeninge te gebruiken, die
leidende van een eerfte rugtbaare Vorft door zynen Na-
volgeren tot op den tegenwoordigen tyd: by voorbeeld;
de Athenienzen door Koningen en Archonten, de Lacede-
moniers door Koningen en Ephoren: zoo leideden zonder
twyffel ook de Eleënzen en Pizanen de reekeninge hun-
ner tyden door hunne Koningen) van ’t begin aan de naa-
men der Overwinnaars met de byvoeginge van de tyd,
op welke zy met den prys doorgegaan waaren, niet op
zuilen en pronk-beelden etfte, en ook niet net met in-
zigt, om ze ten tyd-baak te dienen, in de ALBO of ‘t
Boek infchreef. Immers van de tyd voor CORAEBUS
doet Syncellus dit verhaal: en geens Overwinnaars naam Eerste Boek – Hfst. III. § III. 2
wierd ingehouwen, zy zelfs dat verzuimende: edog op de
agt en twintigste Olympize vier-jaar-tyd is. e.f.v. 2. Om
dat eerft zeer laat agter na, als, zo ’t fchynt, met ver-
loop van tyden verfcheidene gedenk-teekenen en te boek-
ftellingen door ouderdom en verfcheide rampen verloren
waaren, men te rade is geworden, wyl men geen va-
fter tyd-maat te vinden zag, de overgebleevene ftuk-
ken en puinhoopen, dat is Namen, van alle oorden en
uit alle hoeken op te zoeken, in de waarfchynlykfte
order te fchikken, en alzo deze tyd-baak, zo goed ze
was, over einde te ftellen.
Eerste Boek – Hfst. III. § III. 1 – Marsham pag. 486.
Eerste Boek – Hfst. III. § III. 2 – Syncell. pag. 196.
Boek – pag. 33
§ IV.
Zo wierd COROEBUS naam gehaalt niet uit een
beeld, opfchrift of boek in OLYMPIA, maar van zyn
tombe. Pauzanias zegt: Dit is hier uit ten vollen klaar, Eerste Boek – Hfst. III. § IV. 1
dat wat, de menfchelyke geheugeniffe aangaande, de opmal-
kanderen volgende Olympiaden agterhaalen kan, de wed-loop
voor de eerfte ftryd aangeteekent is, waar de Eleër Coroebus
won: en nogtans is ’er geen praal-beeld van Coroebus in O-
lympia, zyn graf blyft op de Eleëze grenzen. Elders zegt Eerste Boek – Hfst. III. § IV. 2
Hy: want als Iphitus de lang agtergelatene Olympize fpeelen
vernieuwt, en alleen de ftryd der wed-loop ingeftelt hadde,
heeft in de eerfte fpeelen (niet egter de eerfte na IPHITUS,
maar die gewoonlyk voor de eerfte na Hem gereekent
wierden, fchoon ze anders de agt-en-twintigfte waa-
ren. Sie boven) Coroebus gewonnen. Dat toont de opfchrift
zyns grafs, dat Hy namelyk de eerfte Overwinnaar was.
e. f. v. Op ’t graf ftond egter nog jets meer, t. w. zyn Eerste Boek – Hfst. III. § IV. 3
gedaante, doodende ’t Monfter POENA, en vereffen, die
de hiftorie, of liever fabel, van PSAMATHE en CO-
ROEBUS vertoonden, en alzo zyne Helden-daden na de
Olympize overwinninge bedreeven, levendig bewaarden.
Zo moet ook het verhaal van Syncellus verftaan wor- Eerste Boek – Hfst. III. § IV. 4
den, als Hy zegt: maar op de agt-en-twintigfte Olympize
vier-jaar-tyd is Coroebus de Elidenzer Overwinnaar van den
wed-loop ingeëifcht: en zyn Olympize vier-jaarig-gety voor de
eerfte geftelt, waar van het de Grieken behaagt heeft haare
tyden ten netften te reekenen. Want Hy wil niet zeggen,
dat die Infrcriptio, Ineifchinge, gedaan wierd op een Hem
ter eeren opgerigt pronkbeeld of gedenk-fuil, maar op
zyn graf. Gelyk nu COROEBUS naam van ’t graf-
ftuk gehaalt wierde, zo wierden de naamen van andere
elders van daan, dat is, uit andere hoeken van oude
overblyfzelen, gerugten, gehaalt, waar van daan men
ze ook maar magtig worden konde, al ftonden ze fchoon
Eerste Boek – Hfst. III. § IV. 1 – Paufanias lib. 5.
Eerste Boek – Hfst. III. § IV. 2 – Paufanias lib. 8. pag. 580.
Eerste Boek – Hfst. III. § IV. 3 – Paufanias lib. 1. pag. 99.
Eerste Boek – Hfst. III. § IV. 4 – Syncell loc. cit.
Boek – pag. 34
zonder bewys van de tyd, op welke zy geleeft en over-
wonnen hadden. Ja ’t is te giffen, dat de fpeelen ver-
menigvuldigende, en van daar op een reis meer als een
Overwinnaar uitleeverende, wel twee eentydige, als of
ze van verfcheiden tyden waaren, opgeftelt zyn. En Eerste Boek – Hfst. III. § IV. 5
hier van daan is ‘t, dat voor de zevende Overwinnaar na
COROEBUS is opgeftelt, en gebooden de lyft der O- Eerste Boek – Hfst. III. § IV. 6
lympize tyden hegt aan malkanderen te fchakelen, eene
DAICLES, en eene PHEIDON, der Argiven Verft, Eerste Boek – Hfst. III. § IV. 7
voor de agtfte: daar ze egter lang voor COROEBUS
geleeft hadden, en van IPHITUS zelfs, ten minften de Eerste Boek – Hfst. III. § IV. 8
een, gekroont waaren.
§ V.
Ook is men nog zeer laat getreeden tot de verzame-
linge en fchikkinge der naamen: en ’t is zeeker, dat dit
de onzeekerheit der Olympize tyd-rekeninge (of fchoon de
zeekerfte en befte in tegenftellinge van alle andere) zeer
heeft moeten vermeerderen, wyl de laatere van vele der
oude dingen onkundig waaren. Wie egter hier de eerfte
hand aangeflagen heeft, en op wat tyd, is mede onzee-
ker. Dit blykt uit het aanmerkelyk verhaal van Mars-
ham, ’t welk wy vertolkt den Lezer in plaats van ’t onze
voorftellen. Eerste Boek – Hfst. III. § V. 1
“Euanoridas, te eener tyd Overwinnaar in de worftelinge Eerste Boek – Hfst. III. § V. 2
der Jongens, als Hy Hellanodica (Spel-meefter) geworden Eerste Boek – Hfst. III. § V. 3
was, heeft befchreven de namen der Overwinnaars in O- Eerste Boek – Hfst. III. § V. 4
lympia. Wanneer Hy geleeft heeft, is onzeeker,
voor de vijftigfte Olympias zyn ’er waarlyk geen Hel-
lanodiken geweeft. Andere,
, zeggen, dat de Eleër Hippias zeer
laat en met geen vafte bewyzen onderftut, de lyft der O-
lympize Overwinnaars zouw gegeeven hebben.
Twee dingen zyn hier aan te merken: dat de op-
Eerste Boek – Hfst. III. § IV. 5 – Dion. Halicarr. lib. 1.
Eerste Boek – Hfst. III. § IV. 6 – Phleg. Trall. in Fragm.
Eerste Boek – Hfst. III. § IV. 7 – Paufan. lib. 6.
Eerste Boek – Hfst. III. § IV. 8 – Herodotus lib. 6.
Eerste Boek – Hfst. III. § V. 1 – Marsham Can. Chron. p. 486.
Eerste Boek – Hfst. III. § V. 2 – Paufan. Hiac. p. 358.
Eerste Boek – Hfst. III. § V. 3 – Paufan. ibid.
Eerste Boek – Hfst. III. § V. 4 – Plutarchus in Numa.
Boek – pag. 35
geevinge laat is, en onzeker. Laat ons toeftaan, dat Eerste Boek – Hfst. III. § V. 5
deze HIPPIAS dezelve is, die gefabelt word met
SOCRATES de oude redenen gevoert te hebben: de-
welke zegt, dat Hy gewoon was naa de Olympize fpee-
len te reizen, en aldaar by den Tempel een jeder Vrager
te beantwoorden al ’t gene Hy begeert te hebben betoogt.
Zo is Hy egter voor laat te houden, vermits Socra-
tes geftorven is op ‘t 95fte fpel na COROEBUS ge-
telt.
Ariftoteles (die overleeden is An. 1261. volgens de Eerste Boek – Hfst. III. § V. 6
Attize reekening) heeft wel een byzonder boek van de
Olympize Overwinnaars gefchreeven: ook hebben ge-
fchreeven Steficlides, Philochorus, andere: dog te za- Eerste Boek – Hfst. III. § V. 7
men lateren onder de Hiftorie-Schryvers, nu twee eeu-
wen herwaarts verlooren, is geen voetfpoor dezer
zaak te vinden.
Eindelyk is ten tyde van Ptolomeus Philadelphus te Eerste Boek – Hfst. III. § V. 8
voorfchyn gekomen de allergeleerdfte TIMAEUS,
, de aller grootfte vlyt aanwen- Eerste Boek – Hfst. III. § V. 9
dende tot een nette beteekening der tyden, en vol kenniffe
van allerleie zaaken. Deze heeft gefchreeven
, de Olympize Overwinnaars Eerste Boek – Hfst. III. § V. 10
in tydrekeninge gebragt.
. Want deze
is degene die de Ephoren van de eerfte inftellinge met de
Koningen van Sparta vergelykt: en de Athenienze Archon-
ten, en de Argyrfe Prieftereffen met de Olympize Over-
winnars overeen brengt. Van waar TIMAEUS begin
gemaaakt heeft, vinde ik niet: ook niet, of Hy ge-
leeft heeft na de 129fte Olymp tyd, tot welke Hy
Eerste Boek – Hfst. III. § V. 5 – Plato in Hippia five de mendacio.
Eerste Boek – Hfst. III. § V. 6 – Diog. Laërt. in Ariftot.
Eerste Boek – Hfst. III. § V. 7 – Idem in Xenoph. Suidas in
Eerste Boek – Hfst. III. § V. 8 – Cicero de Orat. lib. 2.
Eerste Boek – Hfst. III. § V. 9 – Suid. in Tim.
Eerste Boek – Hfst. III. § V. 10 – Polyb Exc. Vales. p. 50.
Boek – pag. 36
zyne hiftorie uitgeftrekt heeft, en van waar Hem
Polybius vervangt tot aan de 158fte toe.
TIMAEUS dan (zo veel ik zie) is de eerfte, die de
Olymp-tyden tot een hiftorifch geftel gemaakt heeft.
Al wat voor TIMAEUS tyd tot een Olymp-tyd gebragt
word, dat fchynt gedaan , by wege van
voorverhaal. Na TIMAEUS heeft ERASTOSTHE-
NES (onder Ptolomeus Euergetes) tydregelen opgemaakt,
die van vele zyn voor goed gekeurt: en van die tyd
eindelyk zyn de Olymp-tyden als jaar-boeken van
gantfch Griekenland gehouden.”
Uit de voorgemelde by Marsham opgetelt, en dier- Eerste Boek – Hfst. III. § V. 12
gelyke, heeft naderhand Phlegon Trallianus, een vrie
gemaakte Slaaf van Keizer HADRIAAN, een boek
van de Olymp-tyden befchreeven: edog maar een ftuk
’er van heeft de bytende tanden van den tyd, en nog
nauwelyks, konnen ontkomen, door de hulp van Jo-
annes Meurfius, die het uitgegeven heeft.
§ VI.
Blykt dan uit allen dezen, dat de rekeningen na de
Olymp-fpeelen noodzakelyk haar gebreeken moeten heb-
ben. Maar des niet tegenftaande zyn ’er de fpeelen
grootelyx door befaamt en verheerlykt geworden: na-
dien die in vergelykinge van andere Griexe, gelyk ge-
zegt is, nog de befte waaren, en de gewoonfte geworden
zyn, en men zonder keniffe van dien qualyk in de profane
hiftorie kan te regte raaken: Op dat ik dus byna met Eerste Boek – Hfst. III. § VI. 1
Strauchius fpreeke.
Eerste Boek – Hfst. III. § V. 12 – Phleg. Trall. Fragm.
Eerste Boek – Hfst. III. § VI. 1 – Aegid. Strauchius Olymp. ab initio.
There are no comments published yet.