Antonides – Book 1 – Chapter 6

Posted in: Uncategorized
Tags:

SESDE HOOFT-STUK.

Toeruftinge tot de Spelen. Bequaminge der Olymp-

Spelers. Oeffen-Scholen der Grieken en Romeinen,

Derzelver deelen, afzonderingen, gerieflykheden

en Gode-beelden. Menfchen in de Oeffen-

Scholen verfchijnende verfcheiden van

zoort. Derzelver Leer-Meefters, Op-

zienders en Bedienaars.

§ I.

Nu zullen wy van de TOERUSTINGE tot de

fpeelen fpreeken.

§ II.

Hier komt eerft in aanmerkinge de bequa-

minge van de Strijd-fpeelers. By ouds, doe ’t fpel nog Eerste Boek – Hfst. VI. § II. 1

rouw en zonder konft was, gaven zig wel ongeoeffende

aan, en gingen zomtijds met den prijs ftrijken, als by

voorbeeld COROEBUS de Kok, Herders en Boeren uit Eerste Boek – Hfst. VI. § II. 2

het veld; uit welke zonderling bekent is AEGON, wien

MILO, Hem voor fterk aanziende, naa ’t Olymp-veld

bragte; als ook CARYSTIUS, een Boeren Jonge, die

de ploeg dreef, dog zyn Vader zag, dat Hy de

vuift in plaats van een diffel gebruikte; om ’t ploeg-

yzer in te kloppen, voerde Hy Hem naa ’t ftryd-fpel te

OLYMPIA, daar Hy egter ’t onder-fpit zouw gefcho- Eerste Boek – Hfst. VI. § II. 3

ten hebben, indien Hem de Vader niet hadde toege-

roepen; Slag Zoon, als by de ploeg: waar op Hy zijne

vuiften zo toebonzen deede, dat Hy Overwinnaar ver-

klaard wierd: na welke zegen Hy nog twee Pijthize en

agt Nemeeze en Iftmize kroonen verzamelde. Om zulken

Eerste Boek – Hfst. VI. § II. 1 – P. Faber Agon. lib. 3 cap. 12.

Eerste Boek – Hfst. VI. § II. 2 – Theocritus Eidyll. 4.

Eerste Boek – Hfst. VI. § II. 3 – Paufan. lib. 6. non procul ab initio.

Boek – pag. 76

flegt en ongeoeffent volkje word ook ALCIBIADES

gezegt de Olymp-fpeelen veragt te hebben, fchoon Hy

anders, nog in veerdigheid, nog in fterkte, jemant be-

hoefde te wyken, en buiten twyffel meer als een kroon

zouw weggedragen hebben.

§ III.

Edog de fpeelen meer konft en naam verkrygende,

moeften doorgaans de Liefhebbers zig tot de Oeffen-

fchoolen begeven, en daar zig laaten onderwyzen, te

meer, om dat ze omtrent den fpeel-tyd genootzaakt wa-

ren met eede te ftaaven, dat ze het tien maanden ge-

daan hadden, gelyk op zyn plaats zal anngewezen wor- Eerste Boek – Hfst. VI. § II. 4

den.

§ IV.

GYMNASIA zyn de Oeffen-fchoolen gehee-

ten, van naakt ontkleet worden, van

naakt, om rede, dat de gene, die zig in deze plaatzen

oeffenden, zig of geheel of ten minften voor een ge-

deelte ontkleeden moeften: edog wyl ’t ontkleeden ge-

fchiedde, om zig te oeffenen, zo is ’t dat naderhand ’t

woord ook de beteekenis van oeffenen in de ftryd-

fpeelen, ja ook zelfs van oeffenen in ’t gemeen heeft aange-

nomen. Zo zegt Ifocrates, ,

oeffent u in vriewillige werken. Dus ook

, het lichaam oeffenen, de ziele

oeffenen. En fpreekt Ariftoteles van

, die door oeffeninge heb-

belykheid hebben verkreegen tot de krygs-handelingen. In

het tweede Boek der Macabeen 10:15. word ook dit

woord gebruikt, wanneer van Gorgias en de Idumeen ge-

zegt word, dat ze met hun krygs volk de Joden oeffenden

. In het Nieuwe Teftament word het woord

eens gebruikt, zonder twyffel met ontleeninge

van de Stryd-fpeelen. Paulus zegt; de lichamelyke oeffenin-

Eerste Boek – Hfst. VI. § II. 4 – Ifocrates de Bigis.

Boek – pag. 77

ge is tot weinig nut I Tim. 4: 8.

Zo gebruikt Hy driemalen het woord in die

zelfde zinfpeelinge. Oeffent u zelven

tot Godtzaligheid. I Tim. 4: 7. Die door de gewoonheid de

zinnen geoeffent hebben

Hebr. 5: 14. De kaftijdinge … geeft van haar eene vreed-

zame vrugt der geregtigheid den genen, die door dezelve ge-

oeffentt zyn . Hebr. 12: 11. Eens gebruikt

het Petrus van eene oeffeninge in het quade. Hebbende

het herte geoeffent in gierigheid

2 Petr. 2: 14. En de Oeffeninge zelfs is

GYMNASIA geheeten, de geoeffende

GYMNOS, en GYMNIKOS, en de Oeffen-

plaats of school GYMNASION: Welke van Eerste Boek – Hfst. VI. § IV. 1

Galenus befchreven word, te zyn een openbare plaats

in een afgezondert deel der Stadt opgebouwt, waar in men

wierde gezalft, gewreven, worftelde, met den schijf wierp,

of diergelyx verrigtede. De voornaamfte GYMNASIA

Oeffen-Schoolen waaren dan PUBLYKE, openbaare, ge-

meene, hoewel ’er ook PRIVATE, byzondere, waaren,

dog die wy voorts ftilzwygende verbygaan zullen, als

houdende de openbaare alleen weerdig, om ’er ons ooge

naa toe te wenden, en ze aandagtig te befchouwen.

§ V.

Zodanig een GYMNASIUM; Oeffen-fchool, was eer-

tyds tot ELIS, ten einde de Stryd-fpeelers ’er zig voor-

af in oeffenden en bequaamden, om t’ zyner tyd in ‘t

Olymp-veld zig met eere te vertonen. Paufanias noemt Eerste Boek – Hfst. VI. § V. 1

het ’t OUDE GYMNASIUM, en befchryvt het verder

dus: binnen den ringmuir zyn met een heelen omloop effchen-

boomen geplant: dat omtuinzel (dat is, ’t geene binnen de

boomen legt, en een ruime wandel-plaats rondomme

veroorzaakt) word XYSTUS geheeten, daar van

daan, dat HERCULES, AMPHITRUOOS Zoon,

Eerste Boek – Hfst. VI. § IV. 1 – Galenus de tuend. valet. lib. 2. cap. 2.

Eerste Boek – Hfst. VI. § V. 1 – Paufanias lib. 6.

Boek – pag. 78

dagelyx, om ‘t arbeid gewoon te worden, alle ruigte, wel-

ke in de plaatze uitfproot, vermeldt. (want ’t schynt te

komen van en , waar van ook ik fcheere af,

ik maake kaal, glad, enz.) Daar is nog een ander Loop-perk,

’t welk de Inlanders ’t Heilige noemen: nog een ander, in

welke de Ren-loopers, en die zig tot het vyf-fpel bequaa-

men, rennen. ‘Er is ook een plaats in ’t GYMNASIUM,

die ze PLETHRIUM heeten; ’t Plein is van een bunder

lands: waar in de Spel-meefters op zeekere tyden, en in zee-

kere zoorten van fpeelen de Stryd-fpeelers by loote laten ftry-

den. ook zyn er in dat GYMNASIUM altaren der Go-

den …… . Daar is nog een kleinder ommetrek van ’t GYM-

NASIUM, in ’t groote begreepen, dat ze van de geftalte

het vierkante noemen: dit gebruiken de Stryd-vegters voor t

PALAESTRA (worftel-plaats) …… Ook is er nog een

derde ommetrek van ’t GYMNASIUM, met name Mal-

tho, van de zagtheid des gronds: dit ftaat open voor de Jon-

gelingen alle den tyd der fpeelen ….. In dit zelve GYM-

NASIUM hebben de Eleërs haar Kaalhuis …. van ’t

GYMNASIUM naa de baaden gaande, enz. Edog de

Lacedemoniers hadden ook haar Oeffen-fchool, en hebben

’er met onder de Grieken uitgeblonken, gelyk uit Mar- Eerste Boek – Hfst. VI. § V. 2

tialis ten klaarften gezien worden kan. Ook hadden de

Athenienzers de haare: drie worden haar zonderling toe-

gefchreven, t. w. ‘ de Akademie, ’t Ly-

caeum, ’t Kynofarges, in ’t welke de onvrye

en onegtelingen zig ophielden. Van ’t eerfte en tweede

is de naam overgegaan tot de Geleertheids-Hooge-Schoo-

len, die Akademien en Lyceën geheeten werden: en geen

wonder, want de Oeffen-fchoolen der Grieken waren zodanig

toegeftelt, dat ook aldaar de Wysgeeren en Redenaaren

haare plaatzen hadden, in welke zy zig hooren lieten.

Boven al is dit waaragtig van Athene, waar de geleert- Eerste Boek – Hfst. VI. § V. 3

heid zig fcheen ter woon begeeven te hebben: dies

Eerste Boek – Hfst. VI. § V. 2 – Martial. lib. 4. epigr. 55.

Eerste Boek – Hfst. VI. § V. 3 – D. Laërtius lib. 3. & 5.

Boek – pag. 79

leerde PLATO in de Akademie, dog ARISTOTE-

LES in ’t Lycëe. Ook hadden de Korintheren een GYM-

NASIUM, of oeffen-fchool, bekent met de naam van

KRANEUM, . Ja ANACHARSIS heeft ge- Eerste Boek – Hfst. VI. § V. 4

zegt, dat ’er byna geen Griexe Stad was, die geen

GYMNASIUM, oeffen-fchoole en hadde.

§ VI.

Edog naderhand hebben de Romeinen ook de GYM-

NASIA; Oeffen-fchoolen van de Grieken overgenoomen:

want dat zy ze van de Grieken hebbebn, bekent Cicero, Eerste Boek – Hfst. VI. § VI. 1

als Hy zegt; gymnafia deleɛtationis & exercitationis gratiâ

ab ipfis, primum inftituta fuiffe, dat is, dat de oeffen-fchoo-

len vermaaks- en oeffenings-halven eerft van haar (de Grie-

ken) zyn ingeftelt. Zy waaren dan by de Romeinen al

ten tyde van Cicero in gebruik, ja al lang van te voo-

ren, want ook de berugte Bly-fpel-Digter Plautus, on- Eerste Boek – Hfst. VI. § VI. 2

trent de 145fte Olymp-tyden overleeden, ’er gewag van

gemaakt heeft. De Romeinen egter noemden ze meeft

met de name van PALAESTRAE, Worftel-perken (een

voornaam deel voor ’t geheel noemende, als terftont

blyken zal) en bouwden ze veel konftiger en pragtiger

als de Grieken gedaan hadden, gelyk zelfs af te neemen

is uit de gebrookene overblyfzelen der THERMAE,

Warm-baaden (moede-gedeelten der Oeffen-fchoolen) zon-

derling die van NERO, welke nauwlyx zonder ver-

baaftheid gezien worden konnen. Van deze zong Mar-

tialis, als Hy Severus, vragende, hoe de ondeugd

Charinus eenig goed had konnen verrigten ? zelfs ant-

woorde:

Dicam, fed cito, qui Nerone pejus ?

Quid Thermis melius Neronianis ?

Dat is:

Ik zal ’t u zeggen, dog met haaft:

Een menfch zo fnood, en zo verbaaft

Eerste Boek – Hfst. VI. § V. 4 – Lucianus in Anachr.

Eerste Boek – Hfst. VI. § VI. 1 – T. Cicero 2 de Orat.

Eerste Boek – Hfst. VI. § VI. 2 – Plautus Bacchid. Aɛt 3. Sc. 3.

Eerste Boek – Hfst. VI. § VI. 3 – Martialis lib 7. Epigr. 33.

Boek – pag. 80

Als Nero, waar zouw men die zoeken ?

Maar waar, en in wat werelds hoeken,

Al zogt gy om van ryk tot ryk,

Vond gy een bad het zyn’ gelyk ?

§ VII.

Laat ons nu de deelen der GYMNASIA of Oeffen-

fchoolen wat naukeuriger befchouwen, en dan haar af-

teikeninge overweegen. Deze nu werden begroot op

tien, t. w.

I. De PORTICUS, dat is de Galderien, vol van ruime

geftoeltens en zittingen, op welke de Philofophen, Re-

denaaren, en andere Hoge-School Leraaren zig vetoon-

den, en leerden, of twiftreedenen voerden.

II. ’t EPHEBEUM, alwaar de EPHEBI, aanko-

mende Jongelingen, zig oeffenden; alwaar ook de gene

te zamen quamen, en weddingen over de pryzen en

zoorten van oeffen-fpeelen aangingen, die met mal-

kanderen wilden geoeffent worden en ftryden.

III. CORICEUM, anders APODYTERIUM,

GYMNASTERIUM, SPOLIARIUM, de plaatze,

waar de gene ontkleedt wierden, dewelke zig of oeffe-

nen wilden, of zig baaden.

IV. ALIPTERIUM, anders UNCTUARIUM;

alwaar de gene, die naa ’t ftryd-fpel of tot de baaden

gaan zouden, gezalft en herzalft wierden.

V. CONISTERIUM, in ’t welke de gezalfde met

ftof beftrooyt wierden.

VI. PALAESTRA, eigentlyk zo genoemt; alwaar

ze zig oeffenden in de eigentlyke ftryd-fpeelen, wed-loop

worfetlinge, ’t vuift-gevegt, fchyf-fchigt-worp, fpring-konft,

hanginge aan touwen, toenypinge der vuiften, ’t optillen van

groote zwaarten, die HALTERES genaamt wierden, ‘t

fchaduw-vegten, en gewapende ftryd.

VII. SPHAERISTERIUM; in welke ook veeler-

Boek – pag. 81

lei oeffeningen, dog zonderling met den bal, gedaan

wierden.

VIII. VIAE, de Wegen tuffchen de Galderien en

Muiren, en de geheele plein om ’t PERISTYLIUM.

Deze dienden, om de Galderien ligt toe te brengen,

en gelegentheid, om te wandelen, en tot andere oeffe-

ningen, die qualyk in dik zand, of in de XYSTIS

verrigt konden worden, te verfchaffen. Men zegt,

dat zonderling hier de Loop-oeffeninge gefchiedde, zoo

wel de gene die enkelyk CURSUS, als die DIAU-

LUS, en de andere zoorte die DOLICHUS (van wel-

ke hier na) geheeten wierde: als meede, dat ook daar

gefchiededen de fpronggen en fchyf-werpingen, enz.

IX. XYSTI en XYSTA, overdekte Galderien; al-

waar de Spel-vegters ’s winters en zomers, by buiten-

tyd, zig oeffenden: dan nog opene wandelingen, waar

in ze ’s winters by zagt weder uit de Galderien uittree-

dende, en ’s zomers by na altyd geoeffent wierden en

wandelden; welke de Grieken noemden.

X. BALNEUM; ’t Badt, om er zig in te baaden.

Hier voegt egter Mercurialis nog voor. Eerste Boek – Hfst. VI. § VIII. 1

XI. By het STADIUM, dat is, Loop-baan.

§ VIII.

Daar waaren nog eenige andere afzonderingen en ge-

ryflykheden: edog deze met de nu befchreeven tien

voornaamfte hooftftukken konnen wy ten beften bevat-

ten, indien wy de grond-teikeninge van de Oeffen-fchool,

zo van vierkantige als van een langwerpige ommetrek, uit

Mercurialis, en voorts uit Vitruvius, met de naader ver- Eerste Boek – Hfst. VI. § VIII. 2

klaaringe door letter-merken, ons voor oogen ftellen,

De lettermerken.

A. Een Vierkant en Langwerpig plein binnen de pylaaren

in de Oeffen-fchool.

B. Drie enkele Galderien.

Eerste Boek – Hfst. VI. § VIII. 1 – Mercur. lib. I. cap. 10.

Eerste Boek – Hfst. VI. § VIII. 2 – Mercur. lib. I. c. 6.

Boek – pag. 82

C. De vierde Galderie naa ’t Zuiden, en is dubbelt.

D. De ruime Uitftek-zittingen, op welke de Philofophen

en Oratoren redeneerden.

E. ’t EPHEBEUM, dat is, Uitftek-zitzel, de derde

part langer als breedt.

F. CORICEUM, Uit-trek-plaats aan de regter zyde.

G. CONISTERIUM; de plaats, daar men met ftof

beftrooyt wierde.

H. ’t Koude-Badt, in de ommedraay van de Galderie.

I. ELEOTHESIUM, de Salf-plaats, aan de flinker

zyde van ’t Ephebeum.

K. De Verkoel-plaats.

L. De Weg naa ’t Propnigeum, ’t welk Vitruvius PRAE-

FURNIUM, de Voor-kacchel, noemt.

M. PROPNIGEUM.

N. De verwulfde Sweet-plaats tegen over de Verkoel-

plaats geleegen, hebbende

O. Van de een zyde ’t LACONICUM, dat is, La-

cedemoonze ftoof.

P. Van de ander, ’t Warme-Badt.

Q. De Uitgang uit het PERISTYLIUM.

R. De eerfte-Galderie buiten de Palaeftra.

S. De tweede Galderie, ziende naa ’t noorden, zynde

dubbelt, breedt en lang.

T. De derde Enkelde Galderie; zoo gemaakt, dat ze

hadde:

U. Kanten ontrent de Wandden.

X. Kanten ontrent de Pylaren.

Z. Een hol midden.

a. Opene Wandelingen naaft de naaft de Xyflus en dubbelde

Galderie, welke van de Latynen XYSTA, van

de Grieken genaamt wierden.

b. Boffchen of Plantagien.

c. Stant-plaatzen van Signyns-werk.

Boek – pag. 83

d. STADIUM, zo gefatzoeneert, dat ’er een zeer

groot getal van Menfchen de Stryd-fpeelers zonder

drang aanfchouwen konden.

e. Plaatzen, die, fchoon van Vitruvius niet gemelt,

egter in de PALAESTRA geweeft zyn: plaats voor

’t hout, voor ’t water, voor de vaaten, privaten,

kamerkens voor de Dienaars, en diergelyke.

§ IX.

De Oeffen-fchoolen wierden ook opgepronkt met eeni-

ge Gode-Beelden, t.w. ’t Beeld van HERCULES, als

zynde geweeft een zeer voornaam Infteller en Oeffenaar

der Olymp-fpeelen: daar en boven ’t Beeld van MER-

CURIUS, welke van Pindarus geheeten word,

en voor al geen minder eere als HERCULES ontfing.

Dog van deze dingen kan men breeder vertoog by Fa- Eerste Boek – Hfst. VI. § IX. 1

ber vinden.

§ X.

In de Oeffen-Schoolen vertoonde zig doorgaans een uit-

termaten groot getal van Menfchen, en ook waaren

dezelve van verfcheidene profeffie, en doelden op ver-

fcheiden einden.

’t Eerfte flag dat zig daar vertoonde, waaren de Philo-

sophen, Oratoren, Poëten, om hunne geleertheid en kunft

in de Porticus (waar van boven) te toonen.

’t Tweede, Jongelingen, dog vrie, die ’er gingen, om

de manieren en wyzen van oeffeninge gade te flaan;

ten einde om daar na bequamer te zyn tot de daadelyke

oeffeninge zelfs.

’t Derde; de Stryd-fpeelers, of die geoeffent wierden,

om bequaam te worden voor de openbaare en gewyde

fpeelen.

’t Vierde; de gene die zig in de Strijd fpeelen oeffen-

den, om zig tot den oorlogs-handel te bequamen, of

ook wel gezontheits-halven: tot welke laatfte behoor-

Eerste Boek – Hfst. VI. § IX. 1 – Faber. Agon. l. 1. c. 16. 17.

Boek – pag. 84

den de gene, die maar flegts quaamen, om zig te baden,

zalven of wryven te laaten.

’t Vyfde; de Aanfchouwers, in zulken groot getal,

dat ’er menigwerf grote twift en geraas onder ontftond, Eerste Boek – Hfst. VI. § X. 1

na ’t getuigenis van Galenus en Seneca. Eerste Boek – Hfst. VI. § X. 2

’t Sefde; de Meefters en Dienaars der Oeffeningen.

§ XI.

Onder de Leermeefters zyn by ouds zeer beroemt ge-

weeft eenen PYRRHUS, die ook miffchien de Vinder

is geweeft van de gewapende dans PYRRHICHA gehee-

ten; van welke, PYRRHUS ook Seneca gewaagt heeft, Eerste Boek – Hfst. VI. § XI. 1

Hem noemende Maximum Praeceptorum certaminis gymni-

ci, allervermaarfte Leermeefter van ’t oeffen-fpel, en Hem

pryzende, dat Hy zynen Leerlingen gebood niet te toor-

nen. Daar en boven gewaagt Plato van twee Oeffen- Eerste Boek – Hfst. VI. § XI. 2

Meefters, te Athenen zeer beroemt, XANTHIAS na-

melyk en EVADORUS. Ook vind men meldinge van

eenen ICCUS TARENTINUS, en eenen DIOTI-

MUS, die als groote baazen uitgeblonken hebben. Zie Eerste Boek – Hfst. VI. § XI. 3

Mercurialis en Faber. Eerste Boek – Hfst. VI. § XI. 4

§ XII.

 

Edog laat ons van de Opzienders en Bedienaars der Oef-

fen-fchool met wat meer onderfcheid handelen.

1. De eerfte plaats bekleedde de GYMNASIAR-

CHA; wiens het was op de geheele oeffen-fchool toe

te zien, en alles te beftieren. Plautus heeft hem GYM-

NASII PRAEFECTUS geheeten. Van deze is de

naam ontleent, zo wanneer de Opzienders der Letter-

fchoolen Gymnafiarchen geheeten worden.

2. De tweede de XYSTARCHUS, die over de

XYSTEN, loopbaan, en in ’t gemeen over alle de oef-

feningen ’t bewind hadde: hoedanig eenen DEME-

TRUS HERMAPOLITA geweeft is.

3. De derde de GYMNASTES, ook genaamt PRO-

Eerste Boek – Hfst. VI. § X. 1 – Galen. Meth. 10.

Eerste Boek – Hfst. VI. § X. 2 – Seneca Ep. 56.

Eerste Boek – Hfst. VI. § XI. 1 – Seneca de Ira lib. 2. cap. 14.

Eerste Boek – Hfst. VI. § XI. 2 – Plato in Menone.

Eerste Boek – Hfst. VI. § XI. 3 – Mercurial. art. Gymn. l. I. c. 12.

Eerste Boek – Hfst. VI. § XI. 4 – P. Faber Agon. l. I. cap. 15.

Boek – pag. 85

GYMNASTES, en van Seneca, zo ’t fchynt, PRO- Eerste Boek – Hfst. VII. § X. 1

TOGYMNASIUS: dewelke zonderling op de oeffe-

ningen agt gaf, en der Medicynen kundig aan dezelve

de maat ftelde. Deze hadde onder zig

4. De PAEDOTRIBA, hoewel zommige dezelve

agten een met de voorige te zyn. Ander houden Hem

voor de Leermeefter der Worftelaars: die ook miffchien

, Overfte der Worftelaars, en

, Wagthouder van ’t Worftel-perk geheeten is.

Edog deze konnen ook onderfcheidene geweeft zyn.

5. en , ALIPTA, de Salf-meefter

en zyne Dienaars de Salvers.

6. De WRYVERS, welke met doeken en ros-kam-

men de wryvine verrigteden.

7. De HERSALVERS, welke na gedaane oeffenin-

ge de Oeffenaars zalfden.

8. De SPHAERISTICUS, de over ’t bal-fpel was.

9. De DEUR-WAGTERS.

10. De OOVEN-STOOKERS.

11. De MEDIASTINI, Knegten, die de vloer

vaagden en bequaamden, en andere dienft-werken ver-

rigteden.

12. De PILICREPI, welke met gepekte ballen

verzorgden, dat de het vuir der Bad-ftoven brandende bleef:

hoewel andere door deze Bal-fpeelers, Kaatzers zelfs

verftaan. Andere leezen PEDICREPI, dat is, Luize-

knippers; dog naa ons dunken ongerymt.

13. De ALIPILI, die de hayren des lichaams uit-

trokken.

14. Daar waren ook, die koek en nooten (om naa

onzen tyd te fpreeken) verkogten, gelyk uit Seneca

blykt, die dezelve LIBARII noemt, gewagende ook

van BOTULARII en CRUSTULARII. Eerste Boek – Hfst. VI. § XII. 2

Eerste Boek – Hfst. VI. § XII. 1 – Seneca Epift. 83.

Eerste Boek – Hfst. VI. § XII. 2 – Seneca Epift. 56.

Boek – pag. 86

15. De veroorzaakinge van wonden, en verminkinge

der leeden, maakte ook, dat ’er WOND-HEELERS,

hoewel maar Slaaven, noodig waren.

Van deze en diergelyke kan men zien een breeder

vertoog by gemelden Mercurialis. Eerste Boek – Hfst. VI. § X. 9

Eerste Boek – Hfst. VI. § XII. 3 – Mercur. loc. cit.

 

There are no comments published yet.

Leave a Comment

Change this in Theme Options
Change this in Theme Options