ELFDE HOOFT-STUK.
Het Pancratium of Pammachium wat zy. Was t’
zamen geftelt uit het Vuift-gevegt en de Worfte-
ling. Wanneer in gebruik gekomen. Of het
Volutatorium daar van te onderfcheiden zy. Ver-
fcheidene dingen hier toe behorende. Antoeus zeer
ervaren in zig met den Tegen-worftelaar te ver-
vlegten en te ontwikkelen. Dit fpel zeer be-
faamt, en by Edelen zelfs gehanteert. Ook by
de welgeborenfte Dogteren van Sparta. Dog was
by zommigen in veragtinge en verboden. Worfte-
linge op de vloer.
§. I.
Volgt nu dat Stryd-fpel ’t welk de Grieken Tweede Boek – Hfst. XI. § I. 1
, PANCRATIUM, noemen. ‘t
Woord is t’ zamen gezet uit , alle, en
, kragt: beteekent derhalven een Stryd-
gevegt met alle magt. ’t Wierd ook PAMMACHIUM
geheeten, wederom van , alle, en
,ftryd: der
halven zo veel zeggende als Alle-ftryd. De Stryders
dezes wierden
, PANCRATIASTAE of PANCRATIASTICI
en PAMMACHI, dat is, Stryders met alle kragt, Alle-
ftryd-ftryders, genaamt. Scaliger geeft ’er deze befchry- Tweede Boek – Hfst. XI. § I. 2
vinge van: Pugillatui propior : nam pugno-
rum, & omnium aliorum membrorum vi experiebantur, et-
iam calcibus, etiam genibus, etiam dentibus abutebantur.
Hinc nomen &c. Dat is: naa by ‘t Vuift-gevegt quam de
Tweede Boek – Hfst. XI. § I. 1 – Suidas in voce.
Tweede Boek – Hfst. XI. § I. 2 – Scaliger loc. cit.
Boek – pag. 289
Parcratiaft: want die bezogten ’t met vuiften, en alle le-
dematen: ook met de hakken, ook met de knyen, ook met de
tanden. Van daar de naam e. f. v. t. w. de naam van
Stryd met alle magt, en Alle-ftryd, dat is, met al het
lichaam, of met alle deffels leeden.
§. II.
Dit fpel was t’ zamengeftelt uit Vuift-gevegt, en uit
de Worfteling. Dit blykt klaar genoeg uit het zeggen Tweede Boek – Hfst. XI. § II. 1
van Ariftoteles:
Dat
is: De oeffen-ftryd, ’s lichaams vermogen, word t’ zamen
geftelt uit grootte, en fterkte, en rasheid; want die ras is,
is ook fterk. Die de beenen zo wat wel kan uitwerpen, en
ze bewegen fnel en verre, is een Loper: Die drukken kan,
en houden, een Worftelaar: dog die met den flag aandryven
kan, een Vuift-vegter: die met beide (t. w. worfteling en
vuift-gevegt) een Pancratiaft, een alle magts Stryder:
dog die met allen kan te regt raken, is een Stryder van vyf
fpelen. Ook blykt dit Zonne-klaar uit Plutarchus, wan- Tweede Boek – Hfst. XI. § II. 2
neer Hy dus fpreekt:
: te kennen gevende, dat het
Pancratium uit ’t Vuift-gevegt en Worfteling vermengt is.
Dit fpel, ontftaan uit de vermenginge van twee die eer-
der waaren, is laater in gebruik gekomen. De bepaal-
de tyd, ontrent welke het in ’t Olymp-perk ingevoert
is, wyft ons ook Paufanias aan, als Hy zegt, dat het Tweede Boek – Hfst. XI. § II. 3
ingeftelt is op de agtfte Olymp-tyd, na dat ingeftelt
was , de loop met volwaffen paarden.
Dewyl nu die ingevoert is op de 25fte, zo moet dit
ingevoert zyn ontrent de 32fte Olymptyd.
Tweede Boek – Hfst. XI. § II. 1 – Ariftoteles Rhet. lib. 1. cap. 5.
Tweede Boek – Hfst. XI. § II. 2 – Plutarchus Sympof. lib. 2. cap. 4.
Tweede Boek – Hfst. XI. § II. 3 – Paufanias lib. 5. Struchius . §. 17.
Boek – pag. 290
§. III.
Mercurialis nu heeft het onderfcheiden, en gemaakt Tweede Boek – Hfst. XI. § III. 1
van tweederlei flag, t. w. een, dat t’ zamemgezet was
uit de Worfteling en ’t Vuift-gevegt, en een ander, ‘t
welk Hy VOLUTATORIUM, ’t rollende, noemt.
Edog Salmafius denkt, dat Hy bedrogen is door woor-
den van Plutarchus, die even voor de thans bygebragte
te vinden zyn; alwaar Hy zegt &c. Maar
de Worftel-ftryd en ’t Pancratium was meeft bezig ontrent
, ontrent inwikkelingen, verknopingen; daar
dan bygevoegt de andere, dat ’t PANCRATIUM uit
Worftel-ftryd en Vuift-gevegt beftond, gelegenheid hebbe
genomen, om ’t eene tot twee te maken. Salmafius
ftelt dan vaft, dat ’er maar een PANCRATIUM was,
t. w. dat uit ’t Vuift-gevegt en Worfteling beftond, en ’t
zelfde met het VOLUTATORIUM wierde. Van de-
zelfde gedagten is ook meergemelde Faber, zeggende: Tweede Boek – Hfst. XI. § III. 2
alwaar Hy (t. w. Mercurialis) tweederlei PANCRATI-
UM ftelt, namelyk een uit Worftelinge en Vuift-vegtinge te
zaam gefmolten, ’t ander ’t rollende. Maar ik meine, dat
dit een en ’t zelfde is.
§. IV.
Ons dunkt dan, dat dit fpel, als ’t in aller voegen
naa behooren gefchiedde, dus toeging. Eerft quaa-
men deze Kampers tegen malkanderen, en namen
ftant, en bragten alle leden in zulken poftuir, dat ze
beveilgt waaren, zo veel mogelyk, om de aanvallen
te myden, en te gelyk veerdig, om flagen te geven,
gelyk Gellius zegt. 2. Daar na floegen ze naa malkan- Tweede Boek – Hfst. XI. § IV. 1
deren met vuiften, als Vuift-vegters, dog zo dat de
vingeren niet geheel maar half toegeneepen waaren,
en zonder die moord-geweeren, die op zyn plaats on-
der de naam van CAESTUS befchreeven zyn. 3. Met
’er tyd zogtenze malkanderen te vatten, te draayen en
Tweede Boek – Hfst. XI. § III. 1 – Mercurialis de Art. Gymn. lib. 2. cap. 8.
Tweede Boek – Hfst. XI. § III. 2 – Faber lib. 1. cap. 10. in marg.
Tweede Boek – Hfst. XI. § IV. 1 – A. Gallius Noɛt. Att.
Boek – pag. 291
te flingeren, om ter aarde te werpen. En dan 4. zig
op de aarde zo door malkanderen te flingeren, en zo
zeer de leeden onder een te vlegten, als ’t mogelyk
was, en op verfcheiden wyzen door malkanderen te rol-
len, en dan zig wederom te ontvlegten, naa vereifch
van zaaken. Dit ging zo konftig toe, dat het alle
verwondering te boven ging. Deze dingen wierden ge-
naamt verknopingen,
, rollin-
gen, , wentelingen op de grond, e. f. v. Zie
Salmafius. En eindelyk 5. malkanderen met vuiften, Tweede Boek – Hfst. XI. § IV. 2
knyen, voeten te flaan, ftooten, te byten, e. f. v.
§. V.
In de konft van zig konftelyk met den Tegenworfte-
laar te vervlegten, en zig ter gelegener tyd te ontwik-
kelen, was by ouds ANTAEUS, met wien HER-
CULES het te doen had, zeer ervaren, en daar van
daan zeer beroemt: dies Solinus van Hem zegt: qui im- Tweede Boek – Hfst. XI. § V. 1
plicandis explicandifque nexibus humi melius fciens, velut ge-
nitus matre terra, ibidem Herculi viɛtus eft. Dat is : wel-
ke (ANTAEUS) beft weetende op de aarde, als van de
aarde geteelt, zig in te vlegten, en wederom los te maaken,
aldaar van Hercules overwonnen is. HERCULES egter
overwon en doodde Hem. Maar hoe was dat moge-
lyk, mag jemant vraagen, daar Hy beft wift in en uit
te wikkelen, en daar de Poëten vertellen (’t welk Soli-
nus hier ook niet vergeet te melden) dat Hy van de aar-
de geteelt, door ’t aanraken van deze zyne Moeder
nieuwe kragten verkreeg ? De antwoord is; door Hem
om hoge te houden, de byftand zyner Moeder te ver-
hinderen, en toen Hem voort dood te drukken. Zie
hier over de fpeelingen van Statius, Lucanus, Juvenalis, Tweede Boek – Hfst. XI. § V. 2
Seneca, en anderen. Om dat Hy de kortfte is, mag Tweede Boek – Hfst. XI. § V. 3
Juvenalis alleen hier zig hooren laaten: Tweede Boek – Hfst. XI. § V. 4
Tweede Boek – Hfst. XI. § IV. 2 – Salmafius loc. cit.
Tweede Boek – Hfst. XI. § V. 1 – Solinus cap. 24.
Tweede Boek – Hfst. XI. § V. 2 – Statius Theb. lib. 6. 882. & c.
Tweede Boek – Hfst. XI. § V. 3 – Lucanus lib. 4. vs. 636.
Tweede Boek – Hfst. XI. § V. 4 – Juvenalis Stat. 3. vs. 88. 89.
Boek – pag. 292
cervicibus aequat Tweede Boek – Hfst. XI. § V. 4
Hercalis, Antaeum procul à tellure tenentis.
Dat is :
So groot als Herc’les zelfs in alle die gebaarden Tweede Boek – Hfst. XI. § V. 5
Waar in Hy ftond en hield Antaeus van der aarden.
Die egter ook een grote Reus was, als Mela zelfs Tweede Boek – Hfst. XI. § V. 6
uit zynen fchilt, die te TINGE plag bewaart te wor-
den, bewyft, en teffens zo wreed, dat Hy alle Vreem-
delingen doodde, uit welker hooft-fchedels Hy NEP-
TUNUS een Tempel gebouwt zouw hebben.
§. VI.
Dit fpel wierd zo befaamt, als eenig ander: want ‘t
kreeg luifter zelfs daar uit, buiten twyffel, dat HER-
CULES het geftreden hadde: dies begaaven zig voorts Tweede Boek – Hfst. XI. § VI. 1
de Edele en Groote tot de hanteeringe dezes, als blykt
uit der Athenienfer Vorft PHRYNON, Die voor een
zeer beroemt Pancratiaft ging; welken egter PYTTA-
CUS Mitylener, een touw onder zynen fchild verbor-
gen hebbende, zo verftrikte, dat Hy Hem verwon.
Ook droeg van deze konft AUTOLYCUS zulken gro-
ten name, dat Hem ter eren in ’t PRYTANEUM te
Athenen een pronkbeeld opgerigt wierd. Hier van
daan handteerden ook dit fpel te SPARTA de welge-
borenfte Dogteren, gelyk wy voor dezen uit Proper- Tweede Boek – Hfst. XI. § VI. 2
tius met dit vers bewezen hebben:
Pulverulentaque ad extremas ftat foemina metas,
Et patitur duco vulnera Pancratio.
Dat is :
Een Vrouw met ftof begruift ftaat by de laatfte meten,
Krygt wonden uit het fpel Pancratium geheeten.
’t Staan by de laatfte meten ziet op de Ren-loop, dog
Tweede Boek – Hfst. XI. § V. 4 – Juvenalis Stat. 3. vs. 88. 89.
Tweede Boek – Hfst. XI. § V. 5 – Seneca in Herc. Oetaeo. Aɛt. 1. vs. 24.
Tweede Boek – Hfst. XI. § V. 6 – Pomp. Mela lib. 1. cap. 5.
Tweede Boek – Hfst. XI. § VI. 1 – Mercurialis lib. 2. cap. 11.
Tweede Boek – Hfst. XI. § VI. 2 – Propertius lib. 3. eleg. 13.
Boek – pag. 293
het tweede vers op het Spel, daar wy in dit Hooft-
ftuk van handelen, gelyk dit de naam PANCRATI-
UM zelfs aanwyft. Edog teffens was ook dit fpel by
zommigen in veragtinge, t. w. by de genen, die ook
het wreede Vuift-gevegt verwierpen. Dit deden door-
gaans de Griexe Wyzen, ALEXANDER de Groote,
ja LYCURGES had de openbare oeffening daar van
verboden, onder anderen wederomme daarom, wyl den
overwonen, als Hy niet langer weer bieden konde,
teeken geven, en zyn neerlaag belyden moeft, ’t welk
te leren doen, was ’t volk de grootmoedige dapper-
heid, zo nodig ten oorlog, te ontwennen. En zulken
belydenis was hier nodig uit den val of onder-
legginge van jemant zyn verlies niet en bleek, dewyle hy
onderliggende beft zyn partie konde afmatten, op veler-
lei wyze verzeeren, overwinnen en de belydenis afperffen.
§. VII.
De fchilderie van de worftelende en vallende Pancratia-
ften geeft Hieron. Mercurialis op, wordende pag. 147
gevonden, met ’t onderfchrift PANCRATIUM VO-
LUTATORIUM.
§. VIII.
Buiten twyffel was dit het zelfde met de LUCTA
SUPER PAVIMENTO, dat is, worfteling op de vloer,
van ’t welke ook Antyllus by Oribafius gewaagt: ver- Tweede Boek – Hfst. XI. § VIII. 1
fcheiden egter van die, welke by Hippocrates Tweede Boek – Hfst. XI. § VIII. 2
, ALINDEESIOS, genaamt word, in welke een, Tweede Boek – Hfst. XI. § VIII. 3
of twee, of maar, zonder ftryd of inwikkeling, maar
op de bloote vloer heenen rolden. Van Galenus wierd Tweede Boek – Hfst. XI. § VIII. 4
dit onder de fnelle bewegingen gerekent.
Tweede Boek – Hfst. XI. § VIII. 1 – Oribaffus 6. Colleɛt. cap. 27.
Tweede Boek – Hfst. XI. § VIII. 2 – Hippocrates de diaet.
Tweede Boek – Hfst. XI. § VIII. 3 – Cael. Aurelianus lib. 2. de Diaet.
Tweede Boek – Hfst. XI. § VIII. 4 – Galenus lib. 2. de ruend: valetud.
There are no comments published yet.